Dutch
Detailed Translations for feest from Dutch to French
feest:
-
het feest (party; partij; festijn; partijtje)
-
het feest (festiviteit; ceremonie; feestelijkheid; viering)
-
het feest (festival)
Translation Matrix for feest:
Related Words for "feest":
Synonyms for "feest":
Related Definitions for "feest":
feest form of feesten:
-
feesten (celebreren; vieren; feestvieren)
célébrer; fêter; faire la fête; festoyer-
célébrer verb (célèbre, célèbres, célébrons, célébrez, célèbrent, célébrais, célébrait, célébrions, célébriez, célébraient, célébrai, célébras, célébra, célébrâmes, célébrâtes, célébrèrent, célébrerai, célébreras, célébrera, célébrerons, célébrerez, célébreront)
-
fêter verb (fête, fêtes, fêtons, fêtez, fêtent, fêtais, fêtait, fêtions, fêtiez, fêtaient, fêtai, fêtas, fêta, fêtâmes, fêtâtes, fêtèrent, fêterai, fêteras, fêtera, fêterons, fêterez, fêteront)
-
faire la fête verb
-
festoyer verb (festoie, festoies, festoyons, festoyez, festoient, festoyais, festoyait, festoyions, festoyiez, festoyaient, festoyai, festoyas, festoya, festoyâmes, festoyâtes, festoyèrent, festoierai, festoieras, festoiera, festoierons, festoierez, festoieront)
-
Conjugations for feesten:
o.t.t.
- feest
- feest
- feest
- feesten
- feesten
- feesten
o.v.t.
- feestte
- feestte
- feestte
- feestten
- feestten
- feestten
v.t.t.
- heb gefeest
- hebt gefeest
- heeft gefeest
- hebben gefeest
- hebben gefeest
- hebben gefeest
v.v.t.
- had gefeest
- had gefeest
- had gefeest
- hadden gefeest
- hadden gefeest
- hadden gefeest
o.t.t.t.
- zal feesten
- zult feesten
- zal feesten
- zullen feesten
- zullen feesten
- zullen feesten
o.v.t.t.
- zou feesten
- zou feesten
- zou feesten
- zouden feesten
- zouden feesten
- zouden feesten
diversen
- feest!
- feest!
- gefeest
- feestend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de feesten
Translation Matrix for feesten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
festivités | feesten | |
fêtes | feesten | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
célébrer | celebreren; feesten; feestvieren; vieren | |
faire la fête | celebreren; feesten; feestvieren; vieren | de hort op gaan; fuiven; nachtbraken; stappen; trakteren; uitgaan |
festoyer | celebreren; feesten; feestvieren; vieren | |
fêter | celebreren; feesten; feestvieren; vieren | feestelijk onthalen; fuiven; fêteren; laten vieren; trakteren; vieren |