Dutch
Detailed Translations for gerieven from Dutch to French
gerieven:
-
gerieven
servir; être au service de; être utile à-
servir verb (sers, sert, servons, servez, servent, servais, servait, servions, serviez, servaient, servis, servit, servîmes, servîtes, servirent, servirai, serviras, servira, servirons, servirez, serviront)
-
être au service de verb
-
être utile à verb
-
Conjugations for gerieven:
o.t.t.
- gerief
- gerieft
- gerieft
- gerieven
- gerieven
- gerieven
o.v.t.
- geriefde
- geriefde
- geriefde
- geriefden
- geriefden
- geriefden
v.t.t.
- heb geriefd
- hebt geriefd
- heeft geriefd
- hebben geriefd
- hebben geriefd
- hebben geriefd
v.v.t.
- had geriefd
- had geriefd
- had geriefd
- hadden geriefd
- hadden geriefd
- hadden geriefd
o.t.t.t.
- zal gerieven
- zult gerieven
- zal gerieven
- zullen gerieven
- zullen gerieven
- zullen gerieven
o.v.t.t.
- zou gerieven
- zou gerieven
- zou gerieven
- zouden gerieven
- zouden gerieven
- zouden gerieven
diversen
- gerief!
- gerieft!
- geriefd
- gerievend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for gerieven:
Verb | Related Translations | Other Translations |
servir | gerieven | aan tafel bedienen; assisteren; bedienen; bijspringen; bijstaan; dienen; distribueren; eten opscheppen; fungeren; helpen; knoppen bedienen; ondersteunen; opdienen; opdissen; opscheppen; optreden als; ronddelen; seconderen; serveren; uitreiken; van dienst zijn; verdelen; verstrekken; voorschotelen; voorzetten; weldoen |
être au service de | gerieven | assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen |
être utile à | gerieven | assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen |
Related Words for "gerieven":
gerief:
-
het gerief
Translation Matrix for gerief:
Noun | Related Translations | Other Translations |
aise | gerief | behaaglijkheid; comfort; gemak; gemakkelijkheid; geriefelijkheid |
commodité | gerief | behaaglijkheid; comfort; gemak; gemakkelijkheid; geriefelijkheid; gerieflijkheid |
confort | gerief | behaaglijkheid; comfort; gemak; gemakkelijkheid; gemoedelijkheid; geriefelijkheid; gerieflijkheid; gezelligheid; knusheid; soelaas |