Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. gespecialiseerd:
  2. specialiseren:


Dutch

Detailed Translations for gespecialiseerd from Dutch to French

gespecialiseerd:

gespecialiseerd adj

  1. gespecialiseerd (specialistisch)

Translation Matrix for gespecialiseerd:

NounRelated TranslationsOther Translations
spécialiste deskundige; expert; specialist; specialiste; vakkundige
ModifierRelated TranslationsOther Translations
spécialiste gespecialiseerd; specialistisch
spécialisé gespecialiseerd; specialistisch bekwaam; capabel; competent; deskundig; geschikt; oordeelkundig; ter zake kundig; vakbekwaam; vakkundig

gespecialiseerd form of specialiseren:

specialiseren verb (specialiseer, specialiseert, specialiseerde, specialiseerden, gespecialiseerd)

  1. specialiseren
    spécialiser
    • spécialiser verb (spécialise, spécialises, spécialisons, spécialisez, )

Conjugations for specialiseren:

o.t.t.
  1. specialiseer
  2. specialiseert
  3. specialiseert
  4. specialiseren
  5. specialiseren
  6. specialiseren
o.v.t.
  1. specialiseerde
  2. specialiseerde
  3. specialiseerde
  4. specialiseerden
  5. specialiseerden
  6. specialiseerden
v.t.t.
  1. heb gespecialiseerd
  2. hebt gespecialiseerd
  3. heeft gespecialiseerd
  4. hebben gespecialiseerd
  5. hebben gespecialiseerd
  6. hebben gespecialiseerd
v.v.t.
  1. had gespecialiseerd
  2. had gespecialiseerd
  3. had gespecialiseerd
  4. hadden gespecialiseerd
  5. hadden gespecialiseerd
  6. hadden gespecialiseerd
o.t.t.t.
  1. zal specialiseren
  2. zult specialiseren
  3. zal specialiseren
  4. zullen specialiseren
  5. zullen specialiseren
  6. zullen specialiseren
o.v.t.t.
  1. zou specialiseren
  2. zou specialiseren
  3. zou specialiseren
  4. zouden specialiseren
  5. zouden specialiseren
  6. zouden specialiseren
en verder
  1. ben gespecialiseerd
  2. bent gespecialiseerd
  3. is gespecialiseerd
  4. zijn gespecialiseerd
  5. zijn gespecialiseerd
  6. zijn gespecialiseerd
diversen
  1. specialiseer!
  2. specialiseert!
  3. gespecialiseerd
  4. specialiserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for specialiseren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
spécialiser specialiseren zich specialiseren in