Dutch

Detailed Translations for issue from Dutch to French

issue:

issue [het ~] noun

  1. het issue (kwestie; punt)
    le cas; la question; le problème; l'affaire; le différend; le point à l'ordre du jour

Translation Matrix for issue:

NounRelated TranslationsOther Translations
affaire issue; kwestie; punt aangelegenheid; aankoop; aanschaf; acquisitie; affaire; afname; bedrijf; bezigheid; deal; firma; geval; incident; koop; koopmanschap; kopen; kwestie; onderneming; transactie; verkrijging; verwerving; zaak; zaakje
cas issue; kwestie; punt aangelegenheid; affaire; casus; deining; geval; gezichtshoek; gezichtspunt; incident; invalshoek; kwestie; kwesties; naamval; oogpunt; ophef; perspectief; probleem; problematiek; problemen; standpunt; vraagstuk; zaak; zaakje; zienswijs
différend issue; kwestie; punt botsing; conflict; debat; dispuut; geschil; gezichtshoek; gezichtspunt; invalshoek; kwestie; meningsverschil; onenigheid; oogpunt; perspectief; redestrijd; redetwist; ruzie; standpunt; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling; zienswijs
point à l'ordre du jour issue; kwestie; punt
problème issue; kwestie; punt aangelegenheid; affaire; complicatie; geval; gezichtshoek; gezichtspunt; ingewikkeldheid; interpellatie; invalshoek; kwestie; moeilijkheid; oogpunt; opgaaf; opgave; perspectief; probleem; probleemgeval; probleemstelling; standpunt; stelling; verhandeling; vraag; vraagstelling; vraagstuk; werkstuk; zaak; zienswijs; zwaarte
question issue; kwestie; punt aangelegenheid; affaire; casus; geval; gezichtshoek; gezichtspunt; ingewikkeldheid; interpellatie; invalshoek; kwestie; kwesties; moeilijkheid; oogpunt; opgaaf; opgave; perspectief; probleem; probleemstelling; problematiek; problemen; standpunt; stelling; verhandeling; vraag; vraagstelling; vraagstuk; werkstuk; zaak; zienswijs; zwaarte

Related Words for "issue":

  • issues