Summary


Dutch

Detailed Translations for joelend from Dutch to French

joelend:


Translation Matrix for joelend:

NounRelated TranslationsOther Translations
bruyant belhamel; raddraaier; raddraaister
tapageur belhamel; bulderaar; druktemaker; herrieschopper; kabaalmaker; lawaaimaker; levenmaker; oproerkraaier; raddraaier; raddraaister; rustverstoorder; stokebrand; zenuwlijder
ModifierRelated TranslationsOther Translations
bruyamment joelend; schreeuwend hard; hardop; lawaaierig; luid; luid klinkend; luidruchtig; met lawaai; rumoerig
bruyant joelend; schreeuwend hard; hardop; lawaaierig; luid; luid klinkend; luidruchtig; roezemoezig; rumoerig
chahutant joelend; schreeuwend
criant joelend; schreeuwend godgeklaagd; hemeltergend; ijzingwekkend; ontzettend; schrikbarend; schrikwekkend; ten hemel schreiend; vreselijk; zeer ergerlijk
faisant du boucan joelend; schreeuwend
huant joelend; schreeuwend
hurlant joelend; schreeuwend
tapageur joelend; schreeuwend hard; hardop; lawaaierig; luid; luidkeels; luidruchtig; opzichtig; protserig; rumoerig; schreeuwerig; uit volle borst
tapageuse joelend; schreeuwend hard; hardop; lawaaierig; luid; luidkeels; luidruchtig; rumoerig; uit volle borst
tapageusement joelend; schreeuwend hard; hardop; lawaaierig; luid; luidkeels; luidruchtig; rumoerig; uit volle borst
tumultueuse joelend; schreeuwend lawaaierig; luid; luidruchtig; rumoerig
tumultueux joelend; schreeuwend lawaaierig; luid; luidruchtig; rumoerig

joelend form of joelen:

joelen verb (joel, joelt, joelde, joelden, gejoeld)

  1. joelen (uitjouwen)
    huer
    • huer verb (hue, hues, huons, huez, )

Conjugations for joelen:

o.t.t.
  1. joel
  2. joelt
  3. joelt
  4. joelen
  5. joelen
  6. joelen
o.v.t.
  1. joelde
  2. joelde
  3. joelde
  4. joelden
  5. joelden
  6. joelden
v.t.t.
  1. heb gejoeld
  2. hebt gejoeld
  3. heeft gejoeld
  4. hebben gejoeld
  5. hebben gejoeld
  6. hebben gejoeld
v.v.t.
  1. had gejoeld
  2. had gejoeld
  3. had gejoeld
  4. hadden gejoeld
  5. hadden gejoeld
  6. hadden gejoeld
o.t.t.t.
  1. zal joelen
  2. zult joelen
  3. zal joelen
  4. zullen joelen
  5. zullen joelen
  6. zullen joelen
o.v.t.t.
  1. zou joelen
  2. zou joelen
  3. zou joelen
  4. zouden joelen
  5. zouden joelen
  6. zouden joelen
en verder
  1. is gejoeld
diversen
  1. joel!
  2. joelt!
  3. gejoeld
  4. joelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

joelen [znw.] noun

  1. joelen
    le cris

Translation Matrix for joelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
cris joelen gegil; gekrijs; geroep; geschetter; geschreeuw; geschrei; getrompetter; gillen; kreten; leuzen; parolen; roep; roepen; schreeuwen; slagzinnen; slogans; tranen vergieten; vergieten
VerbRelated TranslationsOther Translations
huer joelen; uitjouwen

Wiktionary Translations for joelen:


External Machine Translations: