Home ->Dictionaries ->Dutch/French ->Translate kaartje

Translate kaartje from Dutch to French

Summary

Dutch to French: more detail...

kaartje:
- ticket; billet; laissez-passez; carte; permis; ticket d'entrée; billet d'entrée; carte d'entrée
Wiktionary:
- kaartje → fiche, ticket
- kaartje → billet

Dutch

Detailed Translations for kaartje from Dutch to French

kaartje:

kaartje [het ~] noun

het kaartje (toegangsbewijs; ticket; plaatsbewijs; kaart; entreebiljet)
le ticket; le billet; le laissez-passez; la carte; le permis; le ticket d'entrée; le billet d'entrée; la carte d'entrée
- ticket [le ~] noun
- billet [le ~] noun
- laissez-passez [le ~] noun
- carte [la ~] noun
- permis [le ~] noun
- ticket d'entrée [le ~] noun
- billet d'entrée [le ~] noun
- carte d'entrée [la ~] noun

Translation Matrix for kaartje:

Noun	Related Translations	Other Translations
billet	entreebiljet; kaart; kaartje; plaatsbewijs; ticket; toegangsbewijs	aantekening; bankbiljet; beweringsgrond; bewijs; briefje; kattebelletje; kladbriefje; kladje; krabbel; papiergeld; reisbiljet; schrijfsel; spoorkaartje; tramkaartje
billet d'entrée	entreebiljet; kaart; kaartje; plaatsbewijs; ticket; toegangsbewijs
carte	entreebiljet; kaart; kaartje; plaatsbewijs; ticket; toegangsbewijs	ansicht; ansichtkaart; bergpas; carte; kaart; landkaart; menu; menukaart; pas; prentbriefkaart; speelkaart; spijskaart; toewijzing
carte d'entrée	entreebiljet; kaart; kaartje; plaatsbewijs; ticket; toegangsbewijs	pasje
laissez-passez	entreebiljet; kaart; kaartje; plaatsbewijs; ticket; toegangsbewijs
permis	entreebiljet; kaart; kaartje; plaatsbewijs; ticket; toegangsbewijs	licentie; pas; paspoort; vergunning; vrijbrief
ticket	entreebiljet; kaart; kaartje; plaatsbewijs; ticket; toegangsbewijs	bon; coupon; ontvangstbewijs; pasje; reçu; stortingsbewijs
ticket d'entrée	entreebiljet; kaart; kaartje; plaatsbewijs; ticket; toegangsbewijs	pasje
Modifier	Related Translations	Other Translations
permis		aangenomen; aanvaard; accoord; geaccepteerd; geoorloofd; gepermitteerd; goedgekeurd; toegelaten; toegestaan; veroorloofd

Wiktionary Translations for kaartje:

kaartje

noun

Action de ficher, d’enfoncer ; quantité dont on enfonce dans le sol un pieu de fondation.
- fiche → fiche; kaartje; kaart
billet donnant droit à un accès
- ticket → bon; coupon; kaartje; voucher; biljet; ticket

Cross Translation:

From	To	Via
• kaartje	→ billet	↔ Fahrschein — ein Schein, der zur Nutzung öffentlicher Verkehrsmittel berechtigt
• kaartje	→ billet	↔ ticket — admission to entertainment