Dutch
Detailed Translations for klateren from Dutch to French
klateren:
-
klateren
éclater; gronder; retentir-
éclater verb (éclate, éclates, éclatons, éclatez, éclatent, éclatais, éclatait, éclations, éclatiez, éclataient, éclatai, éclatas, éclata, éclatâmes, éclatâtes, éclatèrent, éclaterai, éclateras, éclatera, éclaterons, éclaterez, éclateront)
-
gronder verb (gronde, grondes, grondons, grondez, grondent, grondais, grondait, grondions, grondiez, grondaient, grondai, grondas, gronda, grondâmes, grondâtes, grondèrent, gronderai, gronderas, grondera, gronderons, gronderez, gronderont)
-
retentir verb (retentis, retentit, retentissons, retentissez, retentissent, retentissais, retentissait, retentissions, retentissiez, retentissaient, retentîmes, retentîtes, retentirent, retentirai, retentiras, retentira, retentirons, retentirez, retentiront)
-
Conjugations for klateren:
o.t.t.
- klater
- klatert
- klatert
- klateren
- klateren
- klateren
o.v.t.
- klaterde
- klaterde
- klaterde
- klaterden
- klaterden
- klaterden
v.t.t.
- heb geklaterd
- hebt geklaterd
- heeft geklaterd
- hebben geklaterd
- hebben geklaterd
- hebben geklaterd
v.v.t.
- had geklaterd
- had geklaterd
- had geklaterd
- hadden geklaterd
- hadden geklaterd
- hadden geklaterd
o.t.t.t.
- zal klateren
- zult klateren
- zal klateren
- zullen klateren
- zullen klateren
- zullen klateren
o.v.t.t.
- zou klateren
- zou klateren
- zou klateren
- zouden klateren
- zouden klateren
- zouden klateren
diversen
- klater!
- klatert!
- geklaterd
- klaterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze