Dutch

Detailed Translations for kleinkrijgen from Dutch to French

kleinkrijgen:

kleinkrijgen verb (krijg klein, krijgt klein, kreeg klein, kregen klein, klein gekregen)

  1. kleinkrijgen
    mater; faire de la monnaie de; réduire en morceaux; réduire à l'obéissance

Conjugations for kleinkrijgen:

o.t.t.
  1. krijg klein
  2. krijgt klein
  3. krijgt klein
  4. krijgen klein
  5. krijgen klein
  6. krijgen klein
o.v.t.
  1. kreeg klein
  2. kreeg klein
  3. kreeg klein
  4. kregen klein
  5. kregen klein
  6. kregen klein
v.t.t.
  1. heb klein gekregen
  2. hebt klein gekregen
  3. heeft klein gekregen
  4. hebben klein gekregen
  5. hebben klein gekregen
  6. hebben klein gekregen
v.v.t.
  1. had klein gekregen
  2. had klein gekregen
  3. had klein gekregen
  4. hadden klein gekregen
  5. hadden klein gekregen
  6. hadden klein gekregen
o.t.t.t.
  1. zal kleinkrijgen
  2. zult kleinkrijgen
  3. zal kleinkrijgen
  4. zullen kleinkrijgen
  5. zullen kleinkrijgen
  6. zullen kleinkrijgen
o.v.t.t.
  1. zou kleinkrijgen
  2. zou kleinkrijgen
  3. zou kleinkrijgen
  4. zouden kleinkrijgen
  5. zouden kleinkrijgen
  6. zouden kleinkrijgen
diversen
  1. krijg klein!
  2. krijgt klein!
  3. klein gekregen
  4. klein krijgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kleinkrijgen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
faire de la monnaie de kleinkrijgen
mater kleinkrijgen dof maken
réduire en morceaux kleinkrijgen kleinmaken
réduire à l'obéissance kleinkrijgen