Noun | Related Translations | Other Translations |
bévue
|
abuis; blunder; dwaling; fout; misgreep; misrekening; misser; misslag; misstap; misverstand; vergissing
|
begaan van een blunder; blunder; blunderen; domheid; enormiteit; flater; giller; misgreep; misschot; misser; onderuitgaan
|
contrecoup
|
fiasco; flop; misrekening; misslag; slag; sof; tegenvaller; teleurstelling; terugslag
|
terugslag; terugstoot
|
coup manqué
|
abuis; blunder; dwaling; fout; misgreep; misrekening; misser; misslag; misstap; misverstand; vergissing
|
blunder; domheid; flater; giller; misgreep; misschot; misser
|
coup raté
|
blunder; fout; misgreep; misrekening; misser; misslag; misstap; misverstand; vergissing
|
misschot; misser
|
déception
|
fiasco; flop; misrekening; misslag; slag; sof; tegenvaller; teleurstelling; terugslag
|
|
défaut
|
abuis; dwaling; fout; misgreep; misslag; vergissing
|
afwijking; blunder; defect; deficit; domheid; euvel; feil; flater; fout; gebrek; gemis; giller; handicap; incorrectheid; krachteloosheid; lacune; leegte; leemte; machinedefect; manco; mankement; misgreep; ondeugd; onjuistheid; ontstentenis; onvolkomenheid; slapte; tekort; zedelijke slechtheid; zonde; zwakheid
|
désillusion
|
fiasco; flop; misrekening; misslag; slag; sof; tegenvaller; teleurstelling; terugslag
|
desillusie; ontgoocheling; teleurstelling
|
errance
|
abuis; dwaling; fout; misgreep; misslag; vergissing
|
blunder; domheid; dwaaltocht; feil; flater; fout; giller; incorrectheid; misgreep; omzwerving; onjuistheid; zwerftocht
|
erreur
|
abuis; blunder; dwaling; fout; misgreep; misrekening; misser; misslag; misstap; misverstand; vergissing
|
blunder; domheid; feil; flater; fout; gebrek; giller; incorrectheid; misgreep; misschot; misser; misstap; onjuistheid
|
faute
|
abuis; blunder; dwaling; fout; misgreep; misrekening; misser; misslag; misstap; misverstand; vergissing
|
blunder; domheid; feil; flater; fout; giller; incorrectheid; misgreep; misstap; onjuistheid
|
faux pas
|
blunder; fout; misgreep; misrekening; misser; misslag; misstap; misverstand; vergissing
|
escapade; fout; misstap; struikeling; uitstapje; verspreking
|
gaffe
|
abuis; dwaling; fout; misgreep; misslag; vergissing
|
begaan van een blunder; blunder; blunderen; bootshaak; domheid; enormiteit; flater; giller; misgreep; schippershaak; vaarboom
|
lapsus
|
abuis; blunder; dwaling; fout; misgreep; misrekening; misser; misslag; misstap; misverstand; vergissing
|
blunder; domheid; flater; giller; misgreep; schrijffouten; spreekfout; spreekfouten; verspreking; versprekingen
|
méprise
|
abuis; blunder; dwaling; fout; misgreep; misrekening; misser; misslag; misstap; misverstand; vergissing
|
blunder; domheid; flater; giller; misgreep
|
tuile
|
fiasco; flop; misrekening; misslag; slag; sof; tegenvaller; teleurstelling; terugslag
|
dakpan; daktegel; dakvorst; nok; top
|
égarement
|
abuis; dwaling; fout; misgreep; misslag; vergissing
|
afdwalen; afdwaling; blunder; domheid; dwaling; flater; giller; misgreep; ontsteldheid; perplexheid; uitzinnigheid; verbijstering; verbouwereerdheid; verdwaasdheid; verdwazing; verwardheid; verwarring
|