Dutch

Detailed Translations for naar voren brengen from Dutch to French

naar voren brengen:

naar voren brengen verb (breng naar voren, brengt naar voren, bracht naar voren, brachten naar voren, naar voren gebracht)

  1. naar voren brengen (opperen; poneren)
    proposer; avancer; présenter
    • proposer verb (propose, proposes, proposons, proposez, )
    • avancer verb (avance, avances, avançons, avancez, )
    • présenter verb (présente, présentes, présentons, présentez, )
  2. naar voren brengen (poneren; stellen; opperen)
    proposer; postuler; se présenter comme postulant; entamer; avancer; soulever; présupposer; lancer; émettre l'opinion
    • proposer verb (propose, proposes, proposons, proposez, )
    • postuler verb (postule, postules, postulons, postulez, )
    • entamer verb (entame, entames, entamons, entamez, )
    • avancer verb (avance, avances, avançons, avancez, )
    • soulever verb (soulève, soulèves, soulevons, soulevez, )
    • présupposer verb (présuppose, présupposes, présupposons, présupposez, )
    • lancer verb (lance, lances, lançons, lancez, )
  3. naar voren brengen (suggereren; opperen)
    suggérer; proposer; lancer; entamer; avancer; soulever
    • suggérer verb (suggère, suggères, suggérons, suggérez, )
    • proposer verb (propose, proposes, proposons, proposez, )
    • lancer verb (lance, lances, lançons, lancez, )
    • entamer verb (entame, entames, entamons, entamez, )
    • avancer verb (avance, avances, avançons, avancez, )
    • soulever verb (soulève, soulèves, soulevons, soulevez, )
  4. naar voren brengen (ter sprake brengen; zeggen; vertellen; opmerken; verwoorden)
    aborder; mettre quelque chose sur le tapis; évoquer
    • aborder verb (aborde, abordes, abordons, abordez, )
    • évoquer verb (évoque, évoques, évoquons, évoquez, )
  5. naar voren brengen

Conjugations for naar voren brengen:

o.t.t.
  1. breng naar voren
  2. brengt naar voren
  3. brengt naar voren
  4. brengen naar voren
  5. brengen naar voren
  6. brengen naar voren
o.v.t.
  1. bracht naar voren
  2. bracht naar voren
  3. bracht naar voren
  4. brachten naar voren
  5. brachten naar voren
  6. brachten naar voren
v.t.t.
  1. heb naar voren gebracht
  2. hebt naar voren gebracht
  3. heeft naar voren gebracht
  4. hebben naar voren gebracht
  5. hebben naar voren gebracht
  6. hebben naar voren gebracht
v.v.t.
  1. had naar voren gebracht
  2. had naar voren gebracht
  3. had naar voren gebracht
  4. hadden naar voren gebracht
  5. hadden naar voren gebracht
  6. hadden naar voren gebracht
o.t.t.t.
  1. zal naar voren brengen
  2. zult naar voren brengen
  3. zal naar voren brengen
  4. zullen naar voren brengen
  5. zullen naar voren brengen
  6. zullen naar voren brengen
o.v.t.t.
  1. zou naar voren brengen
  2. zou naar voren brengen
  3. zou naar voren brengen
  4. zouden naar voren brengen
  5. zouden naar voren brengen
  6. zouden naar voren brengen
diversen
  1. breng naar voren!
  2. brengt naar voren!
  3. naar voren gebracht
  4. naar voren brengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for naar voren brengen:

NounRelated TranslationsOther Translations
avancer oprukken
lancer omhoog werpen; opwerpen
VerbRelated TranslationsOther Translations
aborder naar voren brengen; opmerken; ter sprake brengen; vertellen; verwoorden; zeggen aankaarten; aanknopen; aanleggen; aanmeren; aanroepen; aansnijden; aanvoeren; aflopen; afmeren; een voorstel doen; entameren; enteren; gesprek aanknopen; meren; naderen; op tafel leggen; openen; opperen; opwerpen; praaien; raken; starten; te berde brengen; tegemoetkomen; ter sprake brengen; terechtkomen; toenaderen; toeroepen; treffen; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastmeren; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan
avancer naar voren brengen; opperen; poneren; stellen; suggereren aandragen; aankaarten; aanknopen; aansnijden; aanvoeren; avanceren; beter worden; betogen; bevorderd worden; beweren; demonstreren; doorlopen; duwen; een stapje verder gaan; een voorstel doen; entameren; gaan; geld opleveren; gesprek aanknopen; hogerop komen; inbrengen; lopen; naar voren plaatsen; openen; opmarcheren; opperen; oprukken; opschuiven; opwerpen; poneren; pretenderen; progressie maken; stappen; starten; stellen; stuwen; te berde brengen; ter sprake brengen; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; verbeteren; verder komen; verder lopen; verdergaan; verklaren; vertolken; vervroegen; verwoorden; voorgeven; voorschieten; voorschuiven; voortbewegen; voortgaan; voortstuwen; vooruitduwen; vooruitgang boeken; vooruitkomen; vooruitschuiven; vooruitstreven; voorwaarts treden; vorderen; vorderingen maken; vroeger uitvoeren dan gepland; zich opwerken; zich voortbewegen
avancer qc naar voren brengen
entamer naar voren brengen; opperen; poneren; stellen; suggereren aanbinden; aanbreken; aangaan; aankaarten; aanknopen; aannemen; aansnijden; aanvaarden; aanvangen; aanvoeren; accepteren; afsnijden; beginnen; een begin nemen; entameren; gesprek aanknopen; in ontvangst nemen; ondernemen; ontvangen; op tafel leggen; openen; opperen; opwerpen; snijden; starten; te berde brengen; ter sprake brengen; van start gaan
lancer naar voren brengen; opperen; poneren; stellen; suggereren aanbreken; aankaarten; aanknopen; aansnijden; aanvangen; aanvoeren; afsmijten; afwerpen; arrangeren; beginnen; bouwen; een begin nemen; entameren; gesprek aanknopen; iets op touw zetten; ingooien; inluiden; introduceren; keilen; kennis laten maken; kogelen; lanceren; laten opstijgen; naar beneden gooien; naar beneden werpen; neergooien; neerwerpen; omhooggooien; omhoogwerpen; omlaag werpen; op de grond gooien; op de markt brengen; opbouwen; openen; opgooien; ophoesten; oplaten; opperen; opwerpen; poneren; regelen; smijten; starten; te berde brengen; ter sprake brengen; uitbrengen; uitgeven; van start gaan; voor de dag komen met; voorstellen
mettre qc en avance naar voren brengen
mettre quelque chose sur le tapis naar voren brengen; opmerken; ter sprake brengen; vertellen; verwoorden; zeggen
postuler naar voren brengen; opperen; poneren; stellen beginnen met; flonkeren; postuleren; vooronderstellen; vooropstellen; vooropzetten; vooruitzetten
proposer naar voren brengen; opperen; poneren; stellen; suggereren aanbevelen; aanbieden; aankaarten; aanknopen; aanraden; aansnijden; aanvoeren; een voorstel doen; entameren; geld opleveren; gesprek aanknopen; iemand recommanderen; inbrengen; indienen; laten zien; nomineren; offreren; op tafel leggen; openen; opperen; opwerpen; poneren; postuleren; presenteren; starten; te berde brengen; ter overweging geven; ter sprake brengen; tonen; uitloven; voordragen; voorleggen; vooronderstellen; voorslaan; voorstellen
présenter naar voren brengen; opperen; poneren aan tafel bedienen; aanbevelen; aanbieden; aangeven; aankaarten; aanmelden; aanraden; aanreiken; aansnijden; aanvoeren; afgeven; bedienen; bieden; entameren; exposeren; formuleren; geven; iemand recommanderen; in een formule brengen; indienen; inkleden; inleven; inschrijven; intekenen; invoelen; laten zien; meeleven; nomineren; offreren; op tafel leggen; opdienen; opdissen; opgeven; opperen; opwerpen; overgeven; overhandigen; presenteren; subscriberen; te berde brengen; tentoonstellen; ter overweging geven; ter sprake brengen; toesteken; tonen; vertonen; voelen; voor ogen brengen; voordragen; voorleggen; voorschotelen; voorzetten
présupposer naar voren brengen; opperen; poneren; stellen beginnen met; gissen; gissing maken; postuleren; raden; vooronderstellen; vooropstellen; vooropzetten; vooruitzetten
se présenter comme postulant naar voren brengen; opperen; poneren; stellen
soulever naar voren brengen; opperen; poneren; stellen; suggereren aankaarten; aansnijden; aanvoeren; entameren; erop vooruit gaan; heffen; hijsen; lichten; naar boven tillen; naar boven trekken; omhoog brengen; omhoog doen; omhoog heffen; omhoog rukken; omhoog trekken; omhooghalen; omhoogheffen; omhoogleiden; omhoogrukken; omhoogtillen; omklappen; op tafel leggen; ophalen; opheffen; opkalefateren; opknappen; oplappen; opperen; optillen; opvijzelen; opwaaien; opwerpen; te berde brengen; ter sprake brengen; tillen; vooruitkomen; vorderen
suggérer naar voren brengen; opperen; suggereren adviseren; dicteren; duiden; iets aanraden; inboezemen; ingeven; inspireren; raden; suggereren; ter overweging geven; voorleggen
émettre l'opinion naar voren brengen; opperen; poneren; stellen
évoquer naar voren brengen; opmerken; ter sprake brengen; vertellen; verwoorden; zeggen aanroepen; toeroepen

External Machine Translations:

Related Translations for naar voren brengen