Summary


Dutch

Detailed Translations for onschuldigheid from Dutch to French

onschuldigheid:

onschuldigheid [znw.] noun

  1. onschuldigheid (onbevlektheid; kuisheid; reinheid; zedigheid; onbezoedeldheid)
    la propreté; la chasteté; le caractère immaculé; le retraite; la pureté; la modestie; la netteté; la retenue

Translation Matrix for onschuldigheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
caractère immaculé kuisheid; onbevlektheid; onbezoedeldheid; onschuldigheid; reinheid; zedigheid
chasteté kuisheid; onbevlektheid; onbezoedeldheid; onschuldigheid; reinheid; zedigheid degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; eerbaarheid
modestie kuisheid; onbevlektheid; onbezoedeldheid; onschuldigheid; reinheid; zedigheid armzaligheid; bescheidenheid; degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; dienst; eenvoud; eerbaarheid; gedienstige handeling; gedienstigheid; gematigdheid; ingetogenheid; karigheid; matigheid; poverheid; pretentieloosheid; schamelheid; schraalheid; simpelheid; soberheid; stemmigheid; voorkomendheid; zedigheid
netteté kuisheid; onbevlektheid; onbezoedeldheid; onschuldigheid; reinheid; zedigheid keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; properheid; smetteloosheid; verstaanbaarheid
propreté kuisheid; onbevlektheid; onbezoedeldheid; onschuldigheid; reinheid; zedigheid betamelijkheid; eerbaarheid; fatsoen; fatsoenlijkheid; gepastheid; keurigheid; kiesheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; properheid; puurheid; smetteloosheid; welgemanierdheid; welvoeglijkheid; zindelijkheid
pureté kuisheid; onbevlektheid; onbezoedeldheid; onschuldigheid; reinheid; zedigheid keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; properheid; puurheid; reinheid; smetteloosheid; vlekkeloosheid; zuiverheid
retenue kuisheid; onbevlektheid; onbezoedeldheid; onschuldigheid; reinheid; zedigheid afhouden; beletten; bescheidenheid; dienst; gedienstige handeling; gedienstigheid; ingetogenheid; matiging; mindering; moderatie; pretentieloosheid; tempering; voorkomendheid; weerhouden; zedigheid
retraite kuisheid; onbevlektheid; onbezoedeldheid; onschuldigheid; reinheid; zedigheid AOW; afscheiding; aftocht; afzondering; hoek; isolering; onttrekken; onttrekking; ouderdomspensioen; ouderdomsrente; retraite; retraitehuis; schuilhoek; schuilkelder; schuilplaats; stek; teruggetrokkenheid; terugrit; terugtocht; toevlucht; toevluchtsoord; vrijplaats; wijkplaats