Dutch

Detailed Translations for ontering from Dutch to French

ontering:

ontering [de ~ (v)] noun

  1. de ontering (verlaging)
    la diminution; la réduction; la diffamation; le déshonneur; la baisse des salaires

Translation Matrix for ontering:

NounRelated TranslationsOther Translations
baisse des salaires ontering; verlaging bekorting; besnoeiing; besparing; bezuiniging; inkrimping; kostenbesparing; salarisvermindering; verkorting
diffamation ontering; verlaging aanfluiting; achterklap; belasteren; belastering; bespotting; eerroof; geroddel; gespot; hoon; ironie; kwaadspreken; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; lastertaal; oneer; roddel; roddelpraat; sarcasme; schande; smaad; spot; spotternij; zwartmaken
diminution ontering; verlaging achteruitgang; afname; afname voorraad; afnames; afwaarderingscorrectie; beknotting; daling; deflatie; inkrimping; inperking; kleiner maken; korten; korting; krimpen; minder worden; minderen; prijsdaling; prijsverlaging; prijsvermindering; reduceren; reductie; salarisvermindering; teruggang; terugloop; val; verkleining; vermindering; verval; vervallingen
déshonneur ontering; verlaging afgang; blamage; laster; oneer; scandaleuze daad; schandaaltje; schanddaad; schande; schandelijke daad; smaad; teschandemaking
réduction ontering; verlaging achteruitgang; aftrek; aftrekking; baisse; beknotting; bekorting; besnoeiing; besparing; bezuiniging; deductie; deflatie; herleidbaarheid; herleiding; inkorting; inkrimping; inname; inperking; kleiner maken; korting; kostenbesparing; prijsdaling; prijsverlaging; reduceren; reductie; salarisvermindering; simplificatie; vereenvoudiging; verkleining; verkorting; verkrappen; vermindering; verval

Related Words for "ontering":

  • onteringen