Dutch
Detailed Translations for ontgroenen from Dutch to French
ontgroenen:
-
ontgroenen
faire subir le baptême; incorporer; brimer-
incorporer verb (incorpore, incorpores, incorporons, incorporez, incorporent, incorporais, incorporait, incorporions, incorporiez, incorporaient, incorporai, incorporas, incorpora, incorporâmes, incorporâtes, incorporèrent, incorporerai, incorporeras, incorporera, incorporerons, incorporerez, incorporeront)
-
brimer verb (brime, brimes, brimons, brimez, briment, brimais, brimait, brimions, brimiez, brimaient, brimai, brimas, brima, brimâmes, brimâtes, brimèrent, brimerai, brimeras, brimera, brimerons, brimerez, brimeront)
Conjugations for ontgroenen:
o.t.t.
- ontgroen
- ontgroent
- ontgroent
- ontgroenen
- ontgroenen
- ontgroenen
o.v.t.
- ontgroende
- ontgroende
- ontgroende
- ontgroenden
- ontgroenden
- ontgroenden
v.t.t.
- ben ontgroend
- bent ontgroend
- is ontgroend
- zijn ontgroend
- zijn ontgroend
- zijn ontgroend
v.v.t.
- was ontgroend
- was ontgroend
- was ontgroend
- waren ontgroend
- waren ontgroend
- waren ontgroend
o.t.t.t.
- zal ontgroenen
- zult ontgroenen
- zal ontgroenen
- zullen ontgroenen
- zullen ontgroenen
- zullen ontgroenen
o.v.t.t.
- zou ontgroenen
- zou ontgroenen
- zou ontgroenen
- zouden ontgroenen
- zouden ontgroenen
- zouden ontgroenen
diversen
- ontgroen!
- ontgroent!
- ontgroend
- ontgroenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ontgroenen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
brimer | ontgroenen | brutaliseren; bruuskeren; koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren |
faire subir le baptême | ontgroenen | |
incorporer | ontgroenen | aanvullen; absorberen; completeren; inbouwen; inbrengen; incorporeren; inlijven; insluiten; invoegen; opnemen; opnemen in groter geheel; opslorpen; opslurpen; toevoegen; voltallig maken |