Dutch
Detailed Translations for opfrommelen from Dutch to French
opfrommelen:
-
opfrommelen
Conjugations for opfrommelen:
o.t.t.
- frommel op
- frommelt op
- frommelt op
- frommelen op
- frommelen op
- frommelen op
o.v.t.
- frommelde op
- frommelde op
- frommelde op
- frommelden op
- frommelden op
- frommelden op
v.t.t.
- ben opgefrommeld
- bent opgefrommeld
- is opgefrommeld
- zijn opgefrommeld
- zijn opgefrommeld
- zijn opgefrommeld
v.v.t.
- was opgefrommeld
- was opgefrommeld
- was opgefrommeld
- waren opgefrommeld
- waren opgefrommeld
- waren opgefrommeld
o.t.t.t.
- zal opfrommelen
- zult opfrommelen
- zal opfrommelen
- zullen opfrommelen
- zullen opfrommelen
- zullen opfrommelen
o.v.t.t.
- zou opfrommelen
- zou opfrommelen
- zou opfrommelen
- zouden opfrommelen
- zouden opfrommelen
- zouden opfrommelen
diversen
- frommel op!
- frommelt op!
- opgefrommeld
- opfrommelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opfrommelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
froisser | opfrommelen | belasteren; grieven; krenken; kreukelen; kreuken; kwaadspreken; kwetsen; lasteren; pijn bezorgen; pijn doen; rimpelen; ruisen; smaden; suizelen; suizen; verfrommelen; verkreukelen; verwonden; zeer doen |