Summary


Dutch

Detailed Translations for opheffing from Dutch to French

opheffing:

opheffing [de ~ (v)] noun

  1. de opheffing (afschaffing)
    le soulèvement; la liquidation; la suppression; la fermeture
  2. de opheffing (het omhoogheffen)
    l'élévation; le relèvement; la levée; le surgissement
  3. de opheffing (beëindigen; opheffen)
    la cessation

Translation Matrix for opheffing:

NounRelated TranslationsOther Translations
cessation beëindigen; opheffen; opheffing beëindiging; einde; slot; sluiting; stagnatie; stilstand
fermeture afschaffing; opheffing afsluiting; dichtdoen; dichtdraaien; dichtmaken; het afsluiten; sluiting; sluitingstermijn; termijn; tijdlimiet
levée het omhoogheffen; opheffing belasting; heffing; inklinking; inklinking van bout; klink; kosten; lanceren; lancering; leges; lichting; omhoog steken; opsteken
liquidation afschaffing; opheffing afwikkelen; afwikkeling; executie; liquidatie; moord; opheffingsuitverkoop; opruiming; opruimingsuitverkoop; uitverkoop; vernietiging; zaakafwikkeling
relèvement het omhoogheffen; opheffing wederopbouw
soulèvement afschaffing; opheffing plotselinge omwenteling
suppression afschaffing; opheffing afschaffing; geheelonthouding
surgissement het omhoogheffen; opheffing
élévation het omhoogheffen; opheffing bult; elevatie; heuvel; lanceren; lancering; rijzing

Wiktionary Translations for opheffing:

opheffing
noun
  1. juri|fr action de résilier.
  2. Action d'élever

Related Translations for opheffing