Dutch
Detailed Translations for opvijzelen from Dutch to French
opvijzelen:
-
opvijzelen (opkalefateren; opknappen; oplappen)
relever; remonter; rehausser; se remettre; réparer; se rafraîchir; soulever; arranger; réconforter-
relever verb (relève, relèves, relevons, relevez, relèvent, relevais, relevait, relevions, releviez, relevaient, relevai, relevas, releva, relevâmes, relevâtes, relevèrent, relèverai, relèveras, relèvera, relèverons, relèverez, relèveront)
-
remonter verb (remonte, remontes, remontons, remontez, remontent, remontais, remontait, remontions, remontiez, remontaient, remontai, remontas, remonta, remontâmes, remontâtes, remontèrent, remonterai, remonteras, remontera, remonterons, remonterez, remonteront)
-
rehausser verb (rehausse, rehausses, rehaussons, rehaussez, rehaussent, rehaussais, rehaussait, rehaussions, rehaussiez, rehaussaient, rehaussai, rehaussas, rehaussa, rehaussâmes, rehaussâtes, rehaussèrent, rehausserai, rehausseras, rehaussera, rehausserons, rehausserez, rehausseront)
-
se remettre verb
-
réparer verb (répare, répares, réparons, réparez, réparent, réparais, réparait, réparions, répariez, réparaient, réparai, réparas, répara, réparâmes, réparâtes, réparèrent, réparerai, répareras, réparera, réparerons, réparerez, répareront)
-
se rafraîchir verb
-
soulever verb (soulève, soulèves, soulevons, soulevez, soulèvent, soulevais, soulevait, soulevions, souleviez, soulevaient, soulevai, soulevas, souleva, soulevâmes, soulevâtes, soulevèrent, soulèverai, soulèveras, soulèvera, soulèverons, soulèverez, soulèveront)
-
arranger verb (arrange, arranges, arrangeons, arrangez, arrangent, arrangeais, arrangeait, arrangions, arrangiez, arrangeaient, arrangeai, arrangeas, arrangea, arrangeâmes, arrangeâtes, arrangèrent, arrangerai, arrangeras, arrangera, arrangerons, arrangerez, arrangeront)
-
réconforter verb (réconforte, réconfortes, réconfortons, réconfortez, réconfortent, réconfortais, réconfortait, réconfortions, réconfortiez, réconfortaient, réconfortai, réconfortas, réconforta, réconfortâmes, réconfortâtes, réconfortèrent, réconforterai, réconforteras, réconfortera, réconforterons, réconforterez, réconforteront)
-
Conjugations for opvijzelen:
o.t.t.
- vijzel op
- vijzelt op
- vijzelt op
- vijzelen op
- vijzelen op
- vijzelen op
o.v.t.
- vijzelde op
- vijzelde op
- vijzelde op
- vijzelden op
- vijzelden op
- vijzelden op
v.t.t.
- heb opgevijzeld
- hebt opgevijzeld
- heeft opgevijzeld
- hebben opgevijzeld
- hebben opgevijzeld
- hebben opgevijzeld
v.v.t.
- had opgevijzeld
- had opgevijzeld
- had opgevijzeld
- hadden opgevijzeld
- hadden opgevijzeld
- hadden opgevijzeld
o.t.t.t.
- zal opvijzelen
- zult opvijzelen
- zal opvijzelen
- zullen opvijzelen
- zullen opvijzelen
- zullen opvijzelen
o.v.t.t.
- zou opvijzelen
- zou opvijzelen
- zou opvijzelen
- zouden opvijzelen
- zouden opvijzelen
- zouden opvijzelen
en verder
- ben opgevijzeld
- bent opgevijzeld
- is opgevijzeld
- zijn opgevijzeld
- zijn opgevijzeld
- zijn opgevijzeld
diversen
- vijzel op!
- vijzelt op!
- opgevijzeld
- opvijzelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze