Dutch
Detailed Translations for overbieden from Dutch to French
overbieden:
-
overbieden
dépasser; surenchérir; surpasser; l'emporter sur-
dépasser verb (dépasse, dépasses, dépassons, dépassez, dépassent, dépassais, dépassait, dépassions, dépassiez, dépassaient, dépassai, dépassas, dépassa, dépassâmes, dépassâtes, dépassèrent, dépasserai, dépasseras, dépassera, dépasserons, dépasserez, dépasseront)
-
surenchérir verb (surenchéris, surenchérit, surenchérissons, surenchérissez, surenchérissent, surenchérissais, surenchérissait, surenchérissions, surenchérissiez, surenchérissaient, surenchérîmes, surenchérîtes, surenchérirent, surenchérirai, surenchériras, surenchérira, surenchérirons, surenchérirez, surenchériront)
-
surpasser verb (surpasse, surpasses, surpassons, surpassez, surpassent, surpassais, surpassait, surpassions, surpassiez, surpassaient, surpassai, surpassas, surpassa, surpassâmes, surpassâtes, surpassèrent, surpasserai, surpasseras, surpassera, surpasserons, surpasserez, surpasseront)
-
l'emporter sur verb
-
Conjugations for overbieden:
o.t.t.
- overbied
- overbiedt
- overbiedt
- overbieden
- overbieden
- overbieden
o.v.t.
- overbood
- overbood
- overbood
- overboden
- overboden
- overboden
v.t.t.
- heb overboden
- hebt overboden
- heeft overboden
- hebben overboden
- hebben overboden
- hebben overboden
v.v.t.
- had overboden
- had overboden
- had overboden
- hadden overboden
- hadden overboden
- hadden overboden
o.t.t.t.
- zal overbieden
- zult overbieden
- zal overbieden
- zullen overbieden
- zullen overbieden
- zullen overbieden
o.v.t.t.
- zou overbieden
- zou overbieden
- zou overbieden
- zouden overbieden
- zouden overbieden
- zouden overbieden
en verder
- ben overboden
- bent overboden
- is overboden
- zijn overboden
- zijn overboden
- zijn overboden
diversen
- overbied!
- overbiedt!
- overboden
- overbiedend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for overbieden:
Verb | Related Translations | Other Translations |
dépasser | overbieden | inhalen; ontgroeien; overstijgen; overtreffen; passeren; uitrijzen; uittorenen; voorbijgaan; voorbijrijden; voorbijstreven |
l'emporter sur | overbieden | de overhand hebben; domineren; overheersen; overtreffen; voorbijstreven |
surenchérir | overbieden | hoger bieden; opbieden; overtreffen; voorbijstreven |
surpasser | overbieden | boven staan; overstijgen; overtreffen; overvleugelen; uitrijzen; uittorenen; verderreiken; voorbijstreven |