Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. overpeinzen:


Dutch

Detailed Translations for overpeinzen from Dutch to French

overpeinzen:

overpeinzen verb (overpeins, overpeinst, overpeinsde, overpeinsden, overpeinsd)

  1. overpeinzen (beschouwen; nadenken; overdenken; )
    réfléchir; considérer; songer; méditer; être pensif
    • réfléchir verb (réfléchis, réfléchit, réfléchissons, réfléchissez, )
    • considérer verb (considère, considères, considérons, considérez, )
    • songer verb (songe, songes, songeons, songez, )
    • méditer verb (médite, médites, méditons, méditez, )

Conjugations for overpeinzen:

o.t.t.
  1. overpeins
  2. overpeinst
  3. overpeinst
  4. overpeinzen
  5. overpeinzen
  6. overpeinzen
o.v.t.
  1. overpeinsde
  2. overpeinsde
  3. overpeinsde
  4. overpeinsden
  5. overpeinsden
  6. overpeinsden
v.t.t.
  1. heb overpeinsd
  2. hebt overpeinsd
  3. heeft overpeinsd
  4. hebben overpeinsd
  5. hebben overpeinsd
  6. hebben overpeinsd
v.v.t.
  1. had overpeinsd
  2. had overpeinsd
  3. had overpeinsd
  4. hadden overpeinsd
  5. hadden overpeinsd
  6. hadden overpeinsd
o.t.t.t.
  1. zal overpeinzen
  2. zult overpeinzen
  3. zal overpeinzen
  4. zullen overpeinzen
  5. zullen overpeinzen
  6. zullen overpeinzen
o.v.t.t.
  1. zou overpeinzen
  2. zou overpeinzen
  3. zou overpeinzen
  4. zouden overpeinzen
  5. zouden overpeinzen
  6. zouden overpeinzen
diversen
  1. overpeins!
  2. overpeinst!
  3. overpeinsd
  4. overpeinzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for overpeinzen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
considérer bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen aankijken; achten; afwegen; appreciëren; bekijken; beraadslagen; beraden; beschouwen; bezichtigen; consideren; considereren; doordenken; eerbiedigen; gadeslaan; hoogachten; hoogschatten; iets overwegen; in overweging nemen; inleven; inspecteren; invoelen; meeleven; op prijs stellen; overdenken; overleggen; overwegen; raad inwinnen; respecteren; toeschouwen; voelen; waarderen; zich beraden
méditer bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen afwegen; beschouwen; doordenken; nadenken; overdenken; overwegen; peinzen; piekeren; prakkiseren
réfléchir bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen beraadslagen; bezinnen; considereren; denken; in overweging nemen; nadenken; overleggen; overwegen; peinzen; piekeren; prakkiseren; reflecteren; terugkaatsen; weerspiegelen
songer bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen dromen; mijmeren; zinnen op
être pensif bedenken; beschouwen; bespiegelen; nadenken; overdenken; overpeinzen; peinzen in gedachten verzonken zijn