Summary
Dutch
Detailed Translations for plooi from Dutch to French
plooi:
-
de plooi (plooiing)
Translation Matrix for plooi:
Noun | Related Translations | Other Translations |
fronce | plooi; plooiing | |
pli | plooi; plooiing | ezelsoor; gezichtsrimpel; plooirug; rimpel; vouw |
plissage | plooi; plooiing | |
plissement | plooi; plooiing |
Related Words for "plooi":
plooien:
-
plooien
Conjugations for plooien:
o.t.t.
- plooi
- plooit
- plooit
- plooien
- plooien
- plooien
o.v.t.
- plooide
- plooide
- plooide
- plooiden
- plooiden
- plooiden
v.t.t.
- ben geplooid
- bent geplooid
- is geplooid
- zijn geplooid
- zijn geplooid
- zijn geplooid
v.v.t.
- was geplooid
- was geplooid
- was geplooid
- waren geplooid
- waren geplooid
- waren geplooid
o.t.t.t.
- zal plooien
- zult plooien
- zal plooien
- zullen plooien
- zullen plooien
- zullen plooien
o.v.t.t.
- zou plooien
- zou plooien
- zou plooien
- zouden plooien
- zouden plooien
- zouden plooien
diversen
- plooi!
- plooit!
- geplooid
- plooiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for plooien:
Verb | Related Translations | Other Translations |
plier | plooien | buigen; eer betuigen; krom buigen; krommen; neigen; ombuigen; omknikken; omvouwen; ontvouwen; openspreiden; openvouwen; opvouwen; overhellen; overhellen tot een denkwijze; samenvouwen; ten dele vouwen; tenderen naar; toevouwen; uitklappen; uitslaan; uitspreiden; uitvouwen; uitwringen; verbuigen; vouwen; welven; wringen |