Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. praatjesmakers:
  2. praatjesmaker:


Dutch

Detailed Translations for praatjesmakers from Dutch to French

praatjesmakers:

praatjesmakers [de ~] noun, plural

  1. de praatjesmakers (pocher; dikdoener; windbuil; )
    le bluffeur; le vantard; le fanfaron; l'hâbleur
  2. de praatjesmakers (pochers; windbuilen; bluffers; )
    le charlatans; le fanfarons; le vantards; le bluffeurs

Translation Matrix for praatjesmakers:

NounRelated TranslationsOther Translations
bluffeur bluffer; dikdoener; opschepper; opscheppers; pocher; praatjesmakers; snoever; snoevers; windbuil; windbuilen blaaskaak; bluffer; hol vat; leeg vat; opschepper; opsnijder; patser; pocher; snoever; windbuil
bluffeurs bluffers; opscheppers; opsnijders; pochers; praatjesmakers; snoevers; windbuilen praalhansen; showbinken
charlatans bluffers; opscheppers; opsnijders; pochers; praatjesmakers; snoevers; windbuilen charlatans; kwakzalvers; wonderdokters
fanfaron bluffer; dikdoener; opschepper; opscheppers; pocher; praatjesmakers; snoever; snoevers; windbuil; windbuilen blaaskaak; bluffer; een vreemde snuiter; grootspreker; hol vat; leeg vat; opschepper; patser; pocher; praalhans; showbink; snoeshaan; snoever; windbuil
fanfarons bluffers; opscheppers; opsnijders; pochers; praatjesmakers; snoevers; windbuilen spullenbazen
hâbleur bluffer; dikdoener; opschepper; opscheppers; pocher; praatjesmakers; snoever; snoevers; windbuil; windbuilen bluffer; opschepper; patser; pocher; praatjes; praatjes hebben; spekkoper
vantard bluffer; dikdoener; opschepper; opscheppers; pocher; praatjesmakers; snoever; snoevers; windbuil; windbuilen blaaskaak; bluffer; grootspreker; hol vat; leeg vat; opschepper; opsnijder; patser; pocher; praalhans; praatjesmaker; showbink; snoever; windbuil
vantards bluffers; opscheppers; opsnijders; pochers; praatjesmakers; snoevers; windbuilen dikdoeners; praalhans; praalhansen; showbink; showbinken
ModifierRelated TranslationsOther Translations
bluffeur grootsprakig
fanfaron brallerig; grootsprakerig; grootsprakig; opschepperig; pocherig; protsend; protserig; schreeuwerig; snoevend
hâbleur grootsprakig; opschepperig; protsend; protserig; schreeuwerig
vantard brallerig; grootsprakerig; grootsprakig; opschepperig; pocherig; protsend; protserig; schreeuwerig; snoevend

Related Words for "praatjesmakers":


praatjesmakers form of praatjesmaker:

praatjesmaker [de ~ (m)] noun

  1. de praatjesmaker
    le vantard

Translation Matrix for praatjesmaker:

NounRelated TranslationsOther Translations
vantard praatjesmaker blaaskaak; bluffer; dikdoener; grootspreker; hol vat; leeg vat; opschepper; opscheppers; opsnijder; patser; pocher; praalhans; praatjesmakers; showbink; snoever; snoevers; windbuil; windbuilen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
vantard brallerig; grootsprakerig; grootsprakig; opschepperig; pocherig; protsend; protserig; schreeuwerig; snoevend

Related Words for "praatjesmaker":