Dutch

Detailed Translations for scharrel from Dutch to French

scharrel:

scharrel [de ~ (m)] noun

  1. de scharrel
    le flirt

Translation Matrix for scharrel:

NounRelated TranslationsOther Translations
flirt scharrel behaagzucht; flirt; flirtation; geflirt; gerommel; gescharrel; koketterie; liaison; liefdesbetrekking; liefdesrelatie; relatie; scharrelpartijtje; scharreltje; verhouding; verkering; vriendinnetje; vrijage

Related Words for "scharrel":


scharrel form of scharrelen:

scharrelen verb (scharrel, scharrelt, scharrelde, scharrelden, gescharreld)

  1. scharrelen (aan de scharrel zijn; flirten)
    flirter; courailler
    • flirter verb (flirte, flirtes, flirtons, flirtez, )
    • courailler verb
  2. scharrelen (aanrotzooien; aanrommelen; rotzooien; knoeien)
    tripoter; farfouiller; gâcher; cochonner; barbouiller; gargouiller; bricoler; patauger; goder; faire n'importe quoi; travailler sans soin
    • tripoter verb (tripote, tripotes, tripotons, tripotez, )
    • farfouiller verb (farfouille, farfouilles, farfouillons, farfouillez, )
    • gâcher verb (gâche, gâches, gâchons, gâchez, )
    • cochonner verb (cochonne, cochonnes, cochonnons, cochonnez, )
    • barbouiller verb (barbouille, barbouilles, barbouillons, barbouillez, )
    • gargouiller verb (gargouille, gargouilles, gargouillons, gargouillez, )
    • bricoler verb (bricole, bricoles, bricolons, bricolez, )
    • patauger verb (patauge, patauges, pataugeons, pataugez, )
    • goder verb (gode, godes, godons, godez, )

Conjugations for scharrelen:

o.t.t.
  1. scharrel
  2. scharrelt
  3. scharrelt
  4. scharrelen
  5. scharrelen
  6. scharrelen
o.v.t.
  1. scharrelde
  2. scharrelde
  3. scharrelde
  4. scharrelden
  5. scharrelden
  6. scharrelden
v.t.t.
  1. heb gescharreld
  2. hebt gescharreld
  3. heeft gescharreld
  4. hebben gescharreld
  5. hebben gescharreld
  6. hebben gescharreld
v.v.t.
  1. had gescharreld
  2. had gescharreld
  3. had gescharreld
  4. hadden gescharreld
  5. hadden gescharreld
  6. hadden gescharreld
o.t.t.t.
  1. zal scharrelen
  2. zult scharrelen
  3. zal scharrelen
  4. zullen scharrelen
  5. zullen scharrelen
  6. zullen scharrelen
o.v.t.t.
  1. zou scharrelen
  2. zou scharrelen
  3. zou scharrelen
  4. zouden scharrelen
  5. zouden scharrelen
  6. zouden scharrelen
en verder
  1. ben gescharreld
  2. bent gescharreld
  3. is gescharreld
  4. zijn gescharreld
  5. zijn gescharreld
  6. zijn gescharreld
diversen
  1. scharrel!
  2. scharrelt!
  3. gescharreld
  4. scharrelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for scharrelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
bricoler klussen
VerbRelated TranslationsOther Translations
barbouiller aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen; kalken; kladden; kladderen; kliederen; klodderen; scharrelen van kip
bricoler aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen aanmodderen; broddelen; dokteren; fröbelen; klusje opknappen; klussen; knutselen; lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; prutsen; rommelen; rondhangen; sleutelen
cochonner aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen haspelen; kladderen; kliederen; klodderen; lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen; scharrelen van kip; tot een warboel maken; verwarren
courailler aan de scharrel zijn; flirten; scharrelen
faire n'importe quoi aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen flodderen; scharrelen van kip
farfouiller aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen flodderen; graaien; grabbelen; in iets rondtasten; rommelen; scharrelen van kip
flirter aan de scharrel zijn; flirten; scharrelen aanstaan; behagen; bevallen; flirten; gelieven; koketteren; lonken; plezieren; sjansen
gargouiller aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen scharrelen van kip
goder aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen scharrelen van kip
gâcher aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen aanklooien; bederven; corrumperen; klooien; klungelen; klunzen; knoeien; ontbinden; prutsen; rotten; rotzooien; schiften; stukmaken; stuntelen; verboemelen; verbrassen; verbroddelen; verderven; verdoen; vergaan; vergallen; verklungelen; verknallen; verknoeien; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verloederen; verpesten; verprutsen; verrotten; verslonzen; verspillen; verteren; verzieken; verzuren; wegrotten; zuur worden
patauger aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen modderen; pootjebaden; scharrelen van kip
travailler sans soin aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen scharrelen van kip
tripoter aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen aanmodderen; broddelen; foezelen; friemelen; frommelen; frunniken; klungelen; klunzen; knoeien; peuteren; prutsen; pulken; rommelen; scharrelen van kip; stuntelen

Related Words for "scharrelen":



Related Translations for scharrel