Dutch

Detailed Translations for slaan op from Dutch to French

slaan op:

slaan op verb (sla op, slaat op, sloeg op, sloegen op, geslagen op)

  1. slaan op (betreffen; aangaan)
    concerner; regarder; toucher; se rapporter à; atteindre; intéresser
    • concerner verb (concerne, concernes, concernons, concernez, )
    • regarder verb (regarde, regardes, regardons, regardez, )
    • toucher verb (touche, touches, touchons, touchez, )
    • atteindre verb (atteins, atteint, atteignons, atteignez, )
    • intéresser verb (intéresse, intéresses, intéressons, intéressez, )

Conjugations for slaan op:

o.t.t.
  1. sla op
  2. slaat op
  3. slaat op
  4. slaan op
  5. slaan op
  6. slaan op
o.v.t.
  1. sloeg op
  2. sloeg op
  3. sloeg op
  4. sloegen op
  5. sloegen op
  6. sloegen op
v.t.t.
  1. heb geslagen op
  2. hebt geslagen op
  3. heeft geslagen op
  4. hebben geslagen op
  5. hebben geslagen op
  6. hebben geslagen op
v.v.t.
  1. had geslagen op
  2. had geslagen op
  3. had geslagen op
  4. hadden geslagen op
  5. hadden geslagen op
  6. hadden geslagen op
o.t.t.t.
  1. zal slaan op
  2. zult slaan op
  3. zal slaan op
  4. zullen slaan op
  5. zullen slaan op
  6. zullen slaan op
o.v.t.t.
  1. zou slaan op
  2. zou slaan op
  3. zou slaan op
  4. zouden slaan op
  5. zouden slaan op
  6. zouden slaan op
en verder
  1. ben geslagen op
  2. bent geslagen op
  3. is geslagen op
  4. zijn geslagen op
  5. zijn geslagen op
  6. zijn geslagen op
diversen
  1. sla op!
  2. slat op!
  3. geslagen op
  4. slaand op
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for slaan op:

NounRelated TranslationsOther Translations
concerner aangaan; betreffen
toucher aanraking; aanslag; contact; gevoelszin; impact; prikkeling; sensatie; tastzin; zintuiglijke gewaarwording
VerbRelated TranslationsOther Translations
atteindre aangaan; betreffen; slaan op aankomen; aflopen; arriveren; behalen; bereiken; beroeren; doordringen; komen tot; ontroeren; penetreren in; raken; reiken; resulteren; terechtkomen; treffen; uitkomen bij; uitvloeien in; vergaan; verkrijgen; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan; winnen
concerner aangaan; betreffen; slaan op aangaan; betreffen; beïnvloeden; ontroeren; raken; treffen
intéresser aangaan; betreffen; slaan op belangstelling opwekken; interesseren
regarder aangaan; betreffen; slaan op aanblikken; aangaan; aankijken; aanschouwen; aanzien; bekijken; betreffen; bezichtigen; bezien; blikken; blikken werpen; gadeslaan; in de gaten houden; in het oog houden; inkijken; inspecteren; inzien; kijken; kijken naar; onderscheiden; ontwaren; opletten; opmerken; raken; schouwen; staren; toekijken; toeschouwen; toezien; turen; zien
se rapporter à aangaan; betreffen; slaan op beïnvloeden; raken; refereren; treffen
toucher aangaan; betreffen; slaan op aangaan; aangrijpen; aanraken; aanroeren; aanstippen; aanvangen; beginnen; bekomen; beroeren; betasten; betreffen; bevoelen; beïnvloeden; even aanraken; geld in ontvangst nemen; grenzen; grenzen aan; iets verduren; incasseren; innen; ondernemen; ontmoeten; ontroeren; opvangen; raken; starten; tegenkomen; toucheren; treffen; van start gaan; verdienen; verkrijgen; verwerven; voelen; zich hervinden

opslaan:

opslaan verb (sla op, slaat op, sloeg op, sloegen op, opgeslagen)

  1. opslaan (bewaren; deponeren)
    stocker; entreposer; emmagasiner; placer; conserver
    • stocker verb (stocke, stockes, stockons, stockez, )
    • entreposer verb (entrepose, entreposes, entreposons, entreposez, )
    • emmagasiner verb (emmagasine, emmagasines, emmagasinons, emmagasinez, )
    • placer verb (place, places, plaçons, placez, )
    • conserver verb (conserve, conserves, conservons, conservez, )
  2. opslaan (archiveren; opbergen; bewaren)
    archiver; ranger
    • archiver verb (archive, archives, archivons, archivez, )
    • ranger verb (range, ranges, rangeons, rangez, )
  3. opslaan (onthouden; opnemen)
    enregister; retenir; mémoriser
    • enregister verb
    • retenir verb (retiens, retient, retenons, retenez, )
    • mémoriser verb (mémorise, mémorises, mémorisons, mémorisez, )
  4. opslaan
    enregistrer
    • enregistrer verb (enregistre, enregistres, enregistrons, enregistrez, )

Conjugations for opslaan:

o.t.t.
  1. sla op
  2. slaat op
  3. slaat op
  4. slaan op
  5. slaan op
  6. slaan op
o.v.t.
  1. sloeg op
  2. sloeg op
  3. sloeg op
  4. sloegen op
  5. sloegen op
  6. sloegen op
v.t.t.
  1. heb opgeslagen
  2. hebt opgeslagen
  3. heeft opgeslagen
  4. hebben opgeslagen
  5. hebben opgeslagen
  6. hebben opgeslagen
v.v.t.
  1. had opgeslagen
  2. had opgeslagen
  3. had opgeslagen
  4. hadden opgeslagen
  5. hadden opgeslagen
  6. hadden opgeslagen
o.t.t.t.
  1. zal opslaan
  2. zult opslaan
  3. zal opslaan
  4. zullen opslaan
  5. zullen opslaan
  6. zullen opslaan
o.v.t.t.
  1. zou opslaan
  2. zou opslaan
  3. zou opslaan
  4. zouden opslaan
  5. zouden opslaan
  6. zouden opslaan
en verder
  1. ben opgeslagen
  2. bent opgeslagen
  3. is opgeslagen
  4. zijn opgeslagen
  5. zijn opgeslagen
  6. zijn opgeslagen
diversen
  1. sla op!
  2. slat op!
  3. opgeslagen
  4. opslaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opslaan:

VerbRelated TranslationsOther Translations
archiver archiveren; bewaren; opbergen; opslaan archiveren; comprimeren; inchecken
conserver bewaren; deponeren; opslaan balsemen; behoeden; behouden; beschermen; bewaren; bijeenzamelen; conserveren; financieel steunen; gevangen zetten; handhaven; in bescherming nemen; in blik conserveren; in de cel zetten; in stand houden; inbalsemen; inblikken; inleggen; inmaken; inpekelen; instandhouden; interneren; inzouten; isoleren; onderhouden; opeenhopen; oppotten; opsluiten; opzouten; sparen; stand houden; vastzetten; verduurzamen; vergaren; verzamelen
emmagasiner bewaren; deponeren; opslaan boodschappen doen; inkopen; inkopen doen; inslaan; winkelen
enregister onthouden; opnemen; opslaan boeken; inschrijven; noteren; opgeven; opschrijven; optekenen; registreren; vastleggen
enregistrer opslaan aanschouwen; bekijken; boekstaven; documenteren; inboeken; inspreken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; opnemen; registreren; staren; te boek stellen; turen; zien
entreposer bewaren; deponeren; opslaan
mémoriser onthouden; opnemen; opslaan
placer bewaren; deponeren; opslaan aardappelen poten; beleggen; bijzetten; deponeren; investeren; leggen; neerleggen; neerzetten; onderuit halen; plaats toekennen; plaatsen; posten; posteren; poten; stationeren; wegleggen; zetten
ranger archiveren; bewaren; opbergen; opslaan bergen; bewaren; bijeen scharrelen; deponeren; inschikken; leggen; neerleggen; opbergen; opruimen; opschonen; opzij leggen; parkeren; plaatsen; rangordenen; rangschikken; samenpakken; samenrapen; scharen; stallen; stouwen; vlijen; wegbergen; wegleggen; wegzetten; zetten
retenir onthouden; opnemen; opslaan achterhouden; afhouden; aftrekken; bedaren; bedwingen; beet hebben; beheersen; beletten; bemantelen; beteugelen; blijven staan; charteren; dwarsbomen; dwarsliggen; ervanaf houden; geen afstand doen van; gevangen zetten; handhaven; houden; huren; in bedwang houden; in de cel zetten; in mindering brengen; inhouden; interneren; intomen; isoleren; matigen; naar zich toe trekken; niet laten gaan; onderdrukken; opsluiten; reserveren; stand houden; stilhouden; stilstaan; stoppen; tegenwerken; terughouden; vasthebben; vasthouden; vastzetten; verbergen; verduisteren; verheimelijken; verhullen; verrekenen; versluieren; verstoppen; voorbehouden; weerhouden; wegstoppen
stocker bewaren; deponeren; opslaan bergen; hamsteren; oppotten; opruimen; opzij leggen; potten

Wiktionary Translations for opslaan:

opslaan
verb
  1. informatica|nld vastleggen of bewaren van gegevens
opslaan
Cross Translation:
FromToVia
opslaan sauvegarder save — to write a file to a disk
opslaan mettre de côté stash — store away for later use
opslaan stocker store — computing: write (something) into memory or registers
opslaan sauvegarder; enregistrer speichernEDV: Daten auf Datenträger schreiben

Related Translations for slaan op