Dutch
Detailed Translations for spuit from Dutch to French
spuit:
-
de spuit (injectiespuit; injectiespuitje)
-
de spuit (injectienaald)
Translation Matrix for spuit:
Noun | Related Translations | Other Translations |
piqûre | injectienaald; injectiespuit; injectiespuitje; spuit | hechting; hechting van een wond; injectie; inspuiting; messteek; pijn in de zij; prik; spuitje; steek; stiksel |
seringue | injectienaald; injectiespuit; injectiespuitje; spuit | |
seringue injectrice | injectiespuit; injectiespuitje; spuit | |
- | injectie |
Related Words for "spuit":
Synonyms for "spuit":
Related Definitions for "spuit":
spuit form of spuien:
-
spuien (water lozen; water afvoeren; uitwateren)
dérouler; écouler; déverser; faire écouler l'eau-
dérouler verb (déroule, déroules, déroulons, déroulez, déroulent, déroulais, déroulait, déroulions, dérouliez, déroulaient, déroulai, déroulas, déroula, déroulâmes, déroulâtes, déroulèrent, déroulerai, dérouleras, déroulera, déroulerons, déroulerez, dérouleront)
-
écouler verb (écoule, écoules, écoulons, écoulez, écoulent, écoulais, écoulait, écoulions, écouliez, écoulaient, écoulai, écoulas, écoula, écoulâmes, écoulâtes, écoulèrent, écoulerai, écouleras, écoulera, écoulerons, écoulerez, écouleront)
-
déverser verb (déverse, déverses, déversons, déversez, déversent, déversais, déversait, déversions, déversiez, déversaient, déversai, déversas, déversa, déversâmes, déversâtes, déversèrent, déverserai, déverseras, déversera, déverserons, déverserez, déverseront)
-
faire écouler l'eau verb
-
-
spuien (uiten)
exprimer; manifester-
exprimer verb (exprime, exprimes, exprimons, exprimez, expriment, exprimais, exprimait, exprimions, exprimiez, exprimaient, exprimai, exprimas, exprima, exprimâmes, exprimâtes, exprimèrent, exprimerai, exprimeras, exprimera, exprimerons, exprimerez, exprimeront)
-
manifester verb (manifeste, manifestes, manifestons, manifestez, manifestent, manifestais, manifestait, manifestions, manifestiez, manifestaient, manifestai, manifestas, manifesta, manifestâmes, manifestâtes, manifestèrent, manifesterai, manifesteras, manifestera, manifesterons, manifesterez, manifesteront)
-
Conjugations for spuien:
o.t.t.
- spui
- spuit
- spuit
- spuien
- spuien
- spuien
o.v.t.
- spuide
- spuide
- spuide
- spuiden
- spuiden
- spuiden
v.t.t.
- heb gespuid
- hebt gespuid
- heeft gespuid
- hebben gespuid
- hebben gespuid
- hebben gespuid
v.v.t.
- had gespuid
- had gespuid
- had gespuid
- hadden gespuid
- hadden gespuid
- hadden gespuid
o.t.t.t.
- zal spuien
- zult spuien
- zal spuien
- zullen spuien
- zullen spuien
- zullen spuien
o.v.t.t.
- zou spuien
- zou spuien
- zou spuien
- zouden spuien
- zouden spuien
- zouden spuien
en verder
- ben gespuid
- bent gespuid
- is gespuid
- zijn gespuid
- zijn gespuid
- zijn gespuid
diversen
- spui!
- spuit!
- gespuid
- spuiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het spuien (lozen)
Translation Matrix for spuien:
Related Words for "spuien":
Wiktionary Translations for spuien:
spuien
verb
-
assainir en mettre en contact avec l’air.
- aérer → luchten; spuien; uitluchten; ventileren; wannen
-
renouveler l’air au moyen d’un ventilateur.
spuiten:
-
spuiten (injecteren)
-
spuiten (met spuit een medicijn toedienen)
-
spuiten (uitspuiten)
faire gicler; éjaculer-
faire gicler verb
-
éjaculer verb (éjacule, éjacules, éjaculons, éjaculez, éjaculent, éjaculais, éjaculait, éjaculions, éjaculiez, éjaculaient, éjaculai, éjaculas, éjacula, éjaculâmes, éjaculâtes, éjaculèrent, éjaculerai, éjaculeras, éjaculera, éjaculerons, éjaculerez, éjaculeront)
-
Conjugations for spuiten:
o.t.t.
- spuit
- spuit
- spuit
- spuiten
- spuiten
- spuiten
o.v.t.
- spoot
- spoot
- spoot
- spoten
- spoten
- spoten
v.t.t.
- heb gespoten
- hebt gespoten
- heeft gespoten
- hebben gespoten
- hebben gespoten
- hebben gespoten
v.v.t.
- had gespoten
- had gespoten
- had gespoten
- hadden gespoten
- hadden gespoten
- hadden gespoten
o.t.t.t.
- zal spuiten
- zult spuiten
- zal spuiten
- zullen spuiten
- zullen spuiten
- zullen spuiten
o.v.t.t.
- zou spuiten
- zou spuiten
- zou spuiten
- zouden spuiten
- zouden spuiten
- zouden spuiten
en verder
- ben gespoten
- bent gespoten
- is gespoten
- zijn gespoten
- zijn gespoten
- zijn gespoten
diversen
- spuit!
- spuitt!
- gespoten
- spuitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for spuiten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
faire gicler | spuiten; uitspuiten | |
injecter | injecteren; spuiten | inspuiten |
piquer | met spuit een medicijn toedienen; spuiten | aanbijten; aanvreten; achteroverdrukken; afbedelen; afnemen; afpakken; aftroggelen; benemen; betrappen; bietsen; dichtbijten; ergeren; gappen; graaien; grijpen; grissen; happen; inpikken; irriteren; jatten; kapen; leegstelen; lekker eten; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; op de zenuwen werken; opwekken; opwinden; pikken; plunderen; prikkelen; prikken; raspen; roven; savoureren; schaven; schuren; smikkelen; smullen; snaaien; snappen; steken; steken geven; stelen; stimuleren; toebijten; toehappen; toesnauwen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervelen; vervreemden; weggraaien; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken |
éjaculer | spuiten; uitspuiten | ejaculeren; klaarkomen |