Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. terugbezorgen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for terugbezorgen from Dutch to French

terugbezorgen:

terugbezorgen verb (bezorg terug, bezorgt terug, bezorgde terug, bezorgden terug, terugbezorgd)

  1. terugbezorgen
    rendre; ramener; retourner; remettre; rapporter
    • rendre verb (rends, rend, rendons, rendez, )
    • ramener verb (ramène, ramènes, ramenons, ramenez, )
    • retourner verb (retourne, retournes, retournons, retournez, )
    • remettre verb (remets, remet, remettons, remettez, )
    • rapporter verb (rapporte, rapportes, rapportons, rapportez, )

Conjugations for terugbezorgen:

o.t.t.
  1. bezorg terug
  2. bezorgt terug
  3. bezorgt terug
  4. bezorgen terug
  5. bezorgen terug
  6. bezorgen terug
o.v.t.
  1. bezorgde terug
  2. bezorgde terug
  3. bezorgde terug
  4. bezorgden terug
  5. bezorgden terug
  6. bezorgden terug
v.t.t.
  1. heb terugbezorgd
  2. hebt terugbezorgd
  3. heeft terugbezorgd
  4. hebben terugbezorgd
  5. hebben terugbezorgd
  6. hebben terugbezorgd
v.v.t.
  1. had terugbezorgd
  2. had terugbezorgd
  3. had terugbezorgd
  4. hadden terugbezorgd
  5. hadden terugbezorgd
  6. hadden terugbezorgd
o.t.t.t.
  1. zal terugbezorgen
  2. zult terugbezorgen
  3. zal terugbezorgen
  4. zullen terugbezorgen
  5. zullen terugbezorgen
  6. zullen terugbezorgen
o.v.t.t.
  1. zou terugbezorgen
  2. zou terugbezorgen
  3. zou terugbezorgen
  4. zouden terugbezorgen
  5. zouden terugbezorgen
  6. zouden terugbezorgen
en verder
  1. ben terugbezorgd
  2. bent terugbezorgd
  3. is terugbezorgd
  4. zijn terugbezorgd
  5. zijn terugbezorgd
  6. zijn terugbezorgd
diversen
  1. bezorg terug!
  2. bezorgt terug!
  3. terugbezorgd
  4. terugbezorgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for terugbezorgen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ramener terugbezorgen retourneren; terecht brengen; terugbrengen; teruggeven; terugzenden
rapporter terugbezorgen berichten; doorgeven; doorslaan; doorspelen; doorvertellen; iets melden; informeren; klikken; meedelen; melden; opbrengen; opleveren; overbrieven; rapporteren; rondbrieven; rondvertellen; terecht brengen; uit de school klappen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden; verslag uitbrengen
remettre terugbezorgen aangeven; aanreiken; afgeven; aflossen; bijschenken; bijtanken; bijvullen; distribueren; doorgeven; geven; inleveren; leveren; overgeven; overhandigen; overleveren; reiken; remplaceren; restitueren; retourneren; ronddelen; schenken; terugbrengen; teruggeven; terugleggen; terugplaatsen; terugzenden; terugzetten; toesteken; uitreiken; verdagen; verdelen; verder reiken; verlenen; vernieuwen; verstrekken; versturen; vervangen; verwisselen; zenden
rendre terugbezorgen aangeven; aanreiken; afgeven; beschrijven; braken; eraf gaan; geven; inleveren; kotsen; overbrengen; overgeven; overhandigen; overleveren; retourneren; spugen; spuwen; terugbrengen; teruggeven; terugzenden; toesteken; translateren; uitbraken; vertalen; vertolken; vomeren; weergeven
retourner terugbezorgen dompen; draaien; iets omdraaien; kantelen; keren; kiepen; omdraaien; omkantelen; omkeren; omklappen; omleggen; omver kiepen; omvormen; omwenden; over een kant vallen; reorganiseren; restitueren; retourneren; rollen; ronddraaien; roteren; spiegelen; terugbrengen; teruggaan; teruggeven; teruggooien; terugkeren; terugkomen; terugreizen; terugrijden; terugsturen; terugwerpen; terugzenden; vervormen; wederkeren; weerkeren; wenden; wentelen