Dutch
Detailed Translations for uitbloeien from Dutch to French
uitbloeien:
-
uitbloeien
Conjugations for uitbloeien:
o.t.t.
- bloei uit
- bloeit uit
- bloeit uit
- bloeien uit
- bloeien uit
- bloeien uit
o.v.t.
- bloeide uit
- bloeide uit
- bloeide uit
- bloeiden uit
- bloeiden uit
- bloeiden uit
v.t.t.
- ben uitgebloeid
- bent uitgebloeid
- is uitgebloeid
- zijn uitgebloeid
- zijn uitgebloeid
- zijn uitgebloeid
v.v.t.
- was uitgebloeid
- was uitgebloeid
- was uitgebloeid
- waren uitgebloeid
- waren uitgebloeid
- waren uitgebloeid
o.t.t.t.
- zal uitbloeien
- zult uitbloeien
- zal uitbloeien
- zullen uitbloeien
- zullen uitbloeien
- zullen uitbloeien
o.v.t.t.
- zou uitbloeien
- zou uitbloeien
- zou uitbloeien
- zouden uitbloeien
- zouden uitbloeien
- zouden uitbloeien
diversen
- bloei uit!
- bloeit uit!
- uitgebloeid
- uitbloeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitbloeien:
Verb | Related Translations | Other Translations |
se faner | uitbloeien | bleek worden; tanen; vaal worden; van kleur veranderen; verbleken; verdorren; verkleuren; verkommeren; verleppen; verschieten; vervagen; vervalen; verwelken; wit worden |
se flétrir | uitbloeien | verdorren; verkommeren; verleppen; verwelken |