Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. uittanden:


Dutch

Detailed Translations for uittand from Dutch to French

uittanden:

uittanden verb (tand uit, tandt uit, tandde uit, tandden uit, uitgetand)

  1. uittanden (tanden)
    endenter
    • endenter verb (endente, endentes, endentons, endentez, )

Conjugations for uittanden:

o.t.t.
  1. tand uit
  2. tandt uit
  3. tandt uit
  4. tanden uit
  5. tanden uit
  6. tanden uit
o.v.t.
  1. tandde uit
  2. tandde uit
  3. tandde uit
  4. tandden uit
  5. tandden uit
  6. tandden uit
v.t.t.
  1. heb uitgetand
  2. hebt uitgetand
  3. heeft uitgetand
  4. hebben uitgetand
  5. hebben uitgetand
  6. hebben uitgetand
v.v.t.
  1. had uitgetand
  2. had uitgetand
  3. had uitgetand
  4. hadden uitgetand
  5. hadden uitgetand
  6. hadden uitgetand
o.t.t.t.
  1. zal uittanden
  2. zult uittanden
  3. zal uittanden
  4. zullen uittanden
  5. zullen uittanden
  6. zullen uittanden
o.v.t.t.
  1. zou uittanden
  2. zou uittanden
  3. zou uittanden
  4. zouden uittanden
  5. zouden uittanden
  6. zouden uittanden
en verder
  1. ben uitgetand
  2. bent uitgetand
  3. is uitgetand
  4. zijn uitgetand
  5. zijn uitgetand
  6. zijn uitgetand
diversen
  1. tand uit!
  2. tandt uit!
  3. uitgetand
  4. uittandend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uittanden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
endenter tanden; uittanden