Dutch
Detailed Translations for uitzeilen from Dutch to French
uitzeilen:
-
uitzeilen
partir; mettre à la voile-
partir verb (pars, part, partons, partez, partent, partais, partait, partions, partiez, partaient, partis, partit, partîmes, partîtes, partirent, partirai, partiras, partira, partirons, partirez, partiront)
-
mettre à la voile verb
-
Conjugations for uitzeilen:
o.t.t.
- zeil uit
- zeilt uit
- zeilt uit
- zeilen uit
- zeilen uit
- zeilen uit
o.v.t.
- zeilde uit
- zeilde uit
- zeilde uit
- zeilden uit
- zeilden uit
- zeilden uit
v.t.t.
- ben uitgezeild
- bent uitgezeild
- is uitgezeild
- zijn uitgezeild
- zijn uitgezeild
- zijn uitgezeild
v.v.t.
- was uitgezeild
- was uitgezeild
- was uitgezeild
- waren uitgezeild
- waren uitgezeild
- waren uitgezeild
o.t.t.t.
- zal uitzeilen
- zult uitzeilen
- zal uitzeilen
- zullen uitzeilen
- zullen uitzeilen
- zullen uitzeilen
o.v.t.t.
- zou uitzeilen
- zou uitzeilen
- zou uitzeilen
- zouden uitzeilen
- zouden uitzeilen
- zouden uitzeilen
diversen
- zeil uit!
- zeilt uit!
- uitgezeild
- uitzeilend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
uitzeilen (wegzeilen)
Translation Matrix for uitzeilen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
fait de s'en aller en mer | uitzeilen; wegzeilen | |
mettre à la voile | uitzeilen; wegzeilen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
mettre à la voile | uitzeilen | |
partir | uitzeilen | aanbreken; aanvangen; afreizen; afsteken; aftreden; afvaren; beginnen; bezwijken; doodgaan; een begin nemen; gaan; heengaan; inslapen; lopend weggaan; omkomen; opbreken; opstappen; overlijden; smeren; sneuvelen; starten; sterven; terugtrekken; uittreden; vallen; van start gaan; verdwijnen; verlaten; vertrekken; verwijderen; weggaan; weglopen; wegreizen; wegtrekken; wegvallen; wegvaren; zich begeven |