Summary
Dutch to French: more detail...
- vertrouwdheid:
- vertrouwd:
-
Wiktionary:
- vertrouwd → domestique, sûr
- vertrouwd → familier
Dutch
Detailed Translations for vertrouwdheid from Dutch to French
vertrouwdheid:
-
de vertrouwdheid
la familiarité
Translation Matrix for vertrouwdheid:
Noun | Related Translations | Other Translations |
familiarité | vertrouwdheid | befaamdheid; bekendheid; beroemdheid; reputatie |
Related Words for "vertrouwdheid":
vertrouwd:
Translation Matrix for vertrouwd:
Noun | Related Translations | Other Translations |
familier | gast; habitué; stamgast; vaste klant | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
connu | bekend; vertrouwd | familiair; tutoyerend |
familier | bekend; vertrouwd | aangenaam; brutaal; familiair; fijn; gemeenzaam; genoeglijk; gezellig; huiselijk; in het voorbijgaan; informeel; knus; knusjes; lekker; losjes; makkelijk in de omgang; niet beschroomd; onbeschroomd; onderhoudend; plezierig; prettig; sociabel; stoutmoedig; terloops; tutoyerend; voorlopig; vrijblijvend; vrijmoedig; vrijpostig |
sûr | bekend; vertrouwd | absoluut; beslist; doortastend; feitelijk; ferm; geheid; gewis; heus; kordaat; krachtdadig; krachtig; mondig; ongetwijfeld; onvoorwaardelijk; pertinent; reëel; stellig; ten enenmale; vast; vast en zeker; vaststaand; veilig; volstrekt; voor zichzelf opkomend; voorzeker; waarachtig; waarlijk; welzeker; zeker |
Related Words for "vertrouwd":
Wiktionary Translations for vertrouwd:
vertrouwd
Cross Translation:
adjective
-
Qui est de la maison
-
dont on ne douter pas ; certain ; indubitable ; vrai.
- sûr → safe; veilig; zeker; goedaardig; ongevaarlijk; behouden; geborgen; betrouwbaar; vertrouwd; bona fide; gewis; stellig; vast; vaststaand; verzekerd; wis
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vertrouwd | → familier | ↔ familiar — intimate or friendly |