Noun | Related Translations | Other Translations |
interdit
|
|
schorsing; suspensie
|
renfermé
|
|
bedomptheid
|
secret
|
|
discretie; geheim; geheimhouding; geheimzinnigheid; heimelijkheid; kiesheid; mysterie; stiekemheid; verborgenheid; verholenheid
|
silencieux
|
|
demper; geluiddemper; klankdemper; knaldemper; knalpotten; sourdine; uitlaten
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
silencieux
|
gesloten; stil; stilzwijgend; taciturn; weinig spraakzaam; zwijgend; zwijgzaam
|
Stil; bedaard; gedeisd; geluidloos; geruisloos; in 't geniep; kalm; klankloos; ongemerkt; ongezien; rustig; stil; stilletjes; zachtjes; zonder geluid
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
ahuri
|
overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend
|
beduusd; beteuterd; getroffen; met de mond vol tanden; met open mond; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overstuur; perplex; sprakeloos; stomverbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verbouwereerd; verschrikt; verstomd; verwonderd
|
baba
|
overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend
|
|
bouche bée
|
overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend
|
beduusd; getroffen; met de mond vol tanden; met open mond; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overdonderd; overrompeld; paf; perplex; sprakeloos; stomverbaasd; uiterst verbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verbouwereerd; verstomd; verwonderd
|
décontenancé
|
overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend
|
beduusd; getroffen; met de mond vol tanden; met open mond; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; paf; perplex; sprakeloos; stomverbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verbouwereerd; verstomd; verwonderd
|
en silence
|
stil; stilzwijgend; zwijgend
|
geluidloos; stil; zonder geluid
|
estomaqué
|
overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend
|
beduusd; getroffen; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; paf; perplex; stomverbaasd; uiterst verbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbouwereerd
|
fermé
|
gesloten; stil; taciturn; weinig spraakzaam; zwijgend; zwijgzaam
|
afgesloten; dicht; dicht zijn; gesloten; op slot; potdicht; toe
|
interdit
|
overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend
|
bedremmeld; beduusd; beteuterd; clandestien; getroffen; illegaal; met de mond vol tanden; met open mond; ongeoorloofd; onrechtmatig; onthutst; ontsteld; onwetmatig; onwettelijk; onwettig; paf; perplex; sprakeloos; uiterst verbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verboden; verboden bij de wet; verstomd; verwonderd; wederrechtelijk
|
mat
|
overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend
|
beslagen; dof; flauw; flets; gematteerd; glansloos; grauwkleurig; grijs; mat; niet helder; ongeanimeerd; smakeloos; zonder smaak
|
muet
|
overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stil; stilzwijgend; stom; stomverbaasd; zwijgend
|
beduusd; geluidloos; geruisloos; ongemerkt; ongezien; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; perplex; stil; stilletjes; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd; zachtjes; zonder geluid
|
pantois
|
overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend
|
beduusd; beteuterd; getroffen; onthutst; ontsteld; paf; perplex
|
perplexe
|
overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend
|
beduusd; getroffen; met de mond vol tanden; met open mond; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overdonderd; overrompeld; paf; perplex; sprakeloos; stomverbaasd; uiterst verbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verbouwereerd; verstomd; verwonderd
|
peu bavard
|
gesloten; stil; taciturn; weinig spraakzaam; zwijgend; zwijgzaam
|
|
renfermé
|
gesloten; stil; taciturn; weinig spraakzaam; zwijgend; zwijgzaam
|
|
réservé
|
gesloten; stil; taciturn; weinig spraakzaam; zwijgend; zwijgzaam
|
afstandelijk; bescheiden; besproken; discreet; discrete; geheimzinnig; gematigd; gereserveerd; gesloten; getemperd; ingetogen; ingetrokken; kies; koel; koud; nuchter; onbuigzaam; onverzettelijk; opzijgezet; stemmig; stijfkoppig; stug; taai; terughoudend; terughoudende; zakelijk
|
sans bruit
|
stil; stilzwijgend; zwijgend
|
doodstil; geluidloos; geruisloos; in 't geniep; muisstil; ongemerkt; ongezien; stil; stilletjes; zachtjes; zonder geluid
|
sans mot dire
|
stil; stilzwijgend; zwijgend
|
geluidloos; stil; zonder geluid
|
sans voix
|
overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend
|
|
secret
|
gesloten; stil; taciturn; weinig spraakzaam; zwijgend; zwijgzaam
|
achterbaks; bedekt; cryptisch; doortrapt; geheim; geheimzinnig; geluidloos; geniepig; geruisloos; gluiperig; heimelijk; in 't geniep; in het geheim; in het geniep; listig; mysterieus; onder de grond; onderaards; ondergronds; onderhuids; ongemerkt; ongezien; op steelse wijze; raadselachtig; slinks; sluimerend; snood; steels; steelsgewijze; stiekem; stil; stilletjes; tersluiks; verbloemd; verborgen; verborgen aanwezig zijn; verdoezeld; verholen; verhuld; verscholen; verstolen; zachtjes
|
silencieusement
|
stil; stilzwijgend; zwijgend
|
geluidloos; geruisloos; heimelijk; in 't geniep; onderhands; ongemerkt; ongezien; stil; stilletjes; zachtjes; zonder geluid
|
taciturne
|
gesloten; stil; stilzwijgend; taciturn; weinig spraakzaam; zwijgend; zwijgzaam
|
geheimzinnig; geluidloos; gereserveerd; gesloten; ingetogen; koel; onbuigzaam; onverzettelijk; stijfkoppig; stil; stug; taai; terughoudend; terughoudende; zonder geluid; zwijgzaam
|
terne
|
overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend
|
afstompend; beslagen; bleek; boosaardig; daas; dof; dood; eentonig; eenvoudig; flauw; flets; flodderig; futloos; geestdodend; geesteloos; gemakkelijk; gematteerd; glansloos; grauw; grauwkleurig; grijs; lamlendig; levenloos; licht; lusteloos; makkelijk; mat; mistroostig; morsig; niet bezield; niet helder; niet moeilijk; niet uitbundig; onbezield; ongeanimeerd; ranzig; saai; simpel; slap; slobberig; slodderig; slonzig; slordig; smakeloos; smerig; soezerig; somber; stom; suf; triest; troosteloos; vaal; verschoten; versuft; vies; viezig; voddig; vreugdeloos; vuil; vunzig; zonder smaak
|
tranquille
|
stil; stilzwijgend; zwijgend
|
bedaard; gedeisd; gelijkmoedig; geluidloos; gerust; kalm; kalmpjes; koel; koud; luchthartig; onaangedaan; onbekommerd; onberoerd; onbesuisd; onbewogen; onbezorgd; ongehinderd; ongemoeid; ongestoord; onverstoord; rustig; rustig aan; rustige; sereen; stil; stilletjes aan; vrijuit; zonder geluid; zorgeloos
|
tranquillement
|
stil; stilzwijgend; zwijgend
|
bedaard; gelijkmoedig; geluidloos; gemoedereerd; gerust; kalm; kalmpjes; luchthartig; onbekommerd; onbesuisd; onbewogen; onbezorgd; rustig; rustig aan; sereen; stil; stilletjes aan; zonder geluid; zorgeloos
|
ébahi
|
overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend
|
beduusd; getroffen; met de mond vol tanden; met open mond; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overbluft; overdonderd; overstuur; paf; perplex; sprakeloos; stomverbaasd; verbaasd; verbijsterd; verbluft; verbouwereerd; verstomd; verwonderd
|
ébaubi
|
overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend
|
|
éberlué
|
overbluft; paf; perplex; sprakeloos; stom; stomverbaasd; zwijgend
|
beduusd; getroffen; ontdaan; onthutst; ontsteld; ontzet; overstuur; paf; perplex; stomverbaasd; verbaasd; verbouwereerd
|