Dutch
Detailed Synonyms for aanhouden in Dutch
aanhouden:
-
aanhouden
-
aanhouden
-
aanhouden
-
aanhouden
-
aanhouden
gevangennemen; aanhouden; vatten; arresteren; in hechtenis nemen; oppakken; inrekenen-
gevangennemen verb
-
in hechtenis nemen verb (neem in hechtenis, neemt in hechtenis, nam in hechtenis, namen in hechtenis, in hechtenis genomen)
-
-
aanhouden
– iemand tegenhouden 1 -
aanhouden
– niet ophouden 1 -
aanhouden
– om of op je lijf houden 1
Conjugations for aanhouden:
o.t.t.
- houd aan
- houdt aan
- houdt aan
- houden aan
- houden aan
- houden aan
o.v.t.
- hield aan
- hield aan
- hield aan
- hielden aan
- hielden aan
- hielden aan
v.t.t.
- heb aangehouden
- hebt aangehouden
- heeft aangehouden
- hebben aangehouden
- hebben aangehouden
- hebben aangehouden
v.v.t.
- had aangehouden
- had aangehouden
- had aangehouden
- hadden aangehouden
- hadden aangehouden
- hadden aangehouden
o.t.t.t.
- zal aanhouden
- zult aanhouden
- zal aanhouden
- zullen aanhouden
- zullen aanhouden
- zullen aanhouden
o.v.t.t.
- zou aanhouden
- zou aanhouden
- zou aanhouden
- zouden aanhouden
- zouden aanhouden
- zouden aanhouden
en verder
- ben aangehouden
- bent aangehouden
- is aangehouden
- zijn aangehouden
- zijn aangehouden
- zijn aangehouden
diversen
- houd aan!
- houdt aan!
- aangehouden
- aanhoudende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
aanhouden