Dutch
Detailed Synonyms for balsemen in Dutch
balsemen:
-
balsemen
Conjugations for balsemen:
o.t.t.
- balsem
- balsemt
- balsemt
- balsemen
- balsemen
- balsemen
o.v.t.
- balsemde
- balsemde
- balsemde
- balsemden
- balsemden
- balsemden
v.t.t.
- heb gebalsemd
- hebt gebalsemd
- heeft gebalsemd
- hebben gebalsemd
- hebben gebalsemd
- hebben gebalsemd
v.v.t.
- had gebalsemd
- had gebalsemd
- had gebalsemd
- hadden gebalsemd
- hadden gebalsemd
- hadden gebalsemd
o.t.t.t.
- zal balsemen
- zult balsemen
- zal balsemen
- zullen balsemen
- zullen balsemen
- zullen balsemen
o.v.t.t.
- zou balsemen
- zou balsemen
- zou balsemen
- zouden balsemen
- zouden balsemen
- zouden balsemen
diversen
- balsem!
- balsemt!
- gebalsemd
- balsemende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Related Words for "balsemen":
balsemen form of balsem:
-
de balsem