Dutch
Detailed Synonyms for dampen in Dutch
dampen:
-
dampen
-
dampen
-
dampen
Conjugations for dampen:
o.t.t.
- damp
- dampt
- dampt
- dampen
- dampen
- dampen
o.v.t.
- dampte
- dampte
- dampte
- dampten
- dampten
- dampten
v.t.t.
- heb gedampt
- hebt gedampt
- heeft gedampt
- hebben gedampt
- hebben gedampt
- hebben gedampt
v.v.t.
- had gedampt
- had gedampt
- had gedampt
- hadden gedampt
- hadden gedampt
- hadden gedampt
o.t.t.t.
- zal dampen
- zult dampen
- zal dampen
- zullen dampen
- zullen dampen
- zullen dampen
o.v.t.t.
- zou dampen
- zou dampen
- zou dampen
- zouden dampen
- zouden dampen
- zouden dampen
diversen
- damp!
- dampt!
- gedampt
- dampend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Related Words for "dampen":
damp:
-
de damp