Dutch
Detailed Synonyms for doortrokken in Dutch
doortrokken:
-
doortrokken
doortrokken form of doortrekken:
-
doortrekken
-
doortrekken
– met water schoonspoelen 1
Conjugations for doortrekken:
o.t.t.
- trek door
- trekt door
- trekt door
- trekken door
- trekken door
- trekken door
o.v.t.
- trok door
- trok door
- trok door
- trokken door
- trokken door
- trokken door
v.t.t.
- heb doorgetrokken
- hebt doorgetrokken
- heeft doorgetrokken
- hebben doorgetrokken
- hebben doorgetrokken
- hebben doorgetrokken
v.v.t.
- had doorgetrokken
- had doorgetrokken
- had doorgetrokken
- hadden doorgetrokken
- hadden doorgetrokken
- hadden doorgetrokken
o.t.t.t.
- zal doortrekken
- zult doortrekken
- zal doortrekken
- zullen doortrekken
- zullen doortrekken
- zullen doortrekken
o.v.t.t.
- zou doortrekken
- zou doortrekken
- zou doortrekken
- zouden doortrekken
- zouden doortrekken
- zouden doortrekken
en verder
- is doorgetrokken
- zijn doorgetrokken
diversen
- trek door!
- trekt door!
- doorgetrokken
- doortrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze