Dutch
Detailed Synonyms for doorzagen in Dutch
doorzagen:
-
doorzagen
Conjugations for doorzagen:
o.t.t.
- doorzaag
- doorzaagt
- doorzaagt
- doorzagen
- doorzagen
- doorzagen
o.v.t.
- doorzaagde
- doorzaagde
- doorzaagde
- doorzaagden
- doorzaagden
- doorzaagden
v.t.t.
- heb doorzaagd
- hebt doorzaagd
- heeft doorzaagd
- hebben doorzaagd
- hebben doorzaagd
- hebben doorzaagd
v.v.t.
- had doorzaagd
- had doorzaagd
- had doorzaagd
- hadden doorzaagd
- hadden doorzaagd
- hadden doorzaagd
o.t.t.t.
- zal doorzagen
- zult doorzagen
- zal doorzagen
- zullen doorzagen
- zullen doorzagen
- zullen doorzagen
o.v.t.t.
- zou doorzagen
- zou doorzagen
- zou doorzagen
- zouden doorzagen
- zouden doorzagen
- zouden doorzagen
en verder
- is doorzaagd
- zijn doorzaagd
diversen
- doorzaag!
- doorzaagt!
- doorzaagd
- doorzagend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
doorzien:
-
doorzien
-
doorzien
Conjugations for doorzien:
o.t.t.
- doorzie
- doorziet
- doorziet
- doorzien
- doorzien
- doorzien
o.v.t.
- doorzag
- doorzag
- doorzag
- doorzagen
- doorzagen
- doorzagen
v.t.t.
- heb doorzien
- hebt doorzien
- heeft doorzien
- hebben doorzien
- hebben doorzien
- hebben doorzien
v.v.t.
- had doorzien
- had doorzien
- had doorzien
- hadden doorzien
- hadden doorzien
- hadden doorzien
o.t.t.t.
- zal doorzien
- zult doorzien
- zal doorzien
- zullen doorzien
- zullen doorzien
- zullen doorzien
o.v.t.t.
- zou doorzien
- zou doorzien
- zou doorzien
- zouden doorzien
- zouden doorzien
- zouden doorzien
diversen
- doorzie!
- doorziet!
- doorzien
- doorziend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze