Dutch
Detailed Synonyms for uitrollen in Dutch
uitrollen:
-
uitrollen
Conjugations for uitrollen:
o.t.t.
- rol uit
- rolt uit
- rolt uit
- rollen uit
- rollen uit
- rollen uit
o.v.t.
- rolde uit
- rolde uit
- rolde uit
- rolden uit
- rolden uit
- rolden uit
v.t.t.
- heb uitgerold
- hebt uitgerold
- heeft uitgerold
- hebben uitgerold
- hebben uitgerold
- hebben uitgerold
v.v.t.
- had uitgerold
- had uitgerold
- had uitgerold
- hadden uitgerold
- hadden uitgerold
- hadden uitgerold
o.t.t.t.
- zal uitrollen
- zult uitrollen
- zal uitrollen
- zullen uitrollen
- zullen uitrollen
- zullen uitrollen
o.v.t.t.
- zou uitrollen
- zou uitrollen
- zou uitrollen
- zouden uitrollen
- zouden uitrollen
- zouden uitrollen
en verder
- ben uitgerold
- bent uitgerold
- is uitgerold
- zijn uitgerold
- zijn uitgerold
- zijn uitgerold
diversen
- rol uit!
- rolt uit!
- uitgerold
- uitrollend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze