Summary
Dutch
Detailed Synonyms for wetten in Dutch
wetten:
-
wetten
Conjugations for wetten:
o.t.t.
- wet
- wet
- wet
- wetten
- wetten
- wetten
o.v.t.
- wette
- wette
- wette
- wetten
- wetten
- wetten
v.t.t.
- heb gewet
- hebt gewet
- heeft gewet
- hebben gewet
- hebben gewet
- hebben gewet
v.v.t.
- had gewet
- had gewet
- had gewet
- hadden gewet
- hadden gewet
- hadden gewet
o.t.t.t.
- zal wetten
- zult wetten
- zal wetten
- zullen wetten
- zullen wetten
- zullen wetten
o.v.t.t.
- zou wetten
- zou wetten
- zou wetten
- zouden wetten
- zouden wetten
- zouden wetten
diversen
- wet!
- wet!
- gewet
- wettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Related Words for "wetten":
wetten form of wet:
-
de wet
-
de wet
-
de wet
– regel van de overheid waar iedereen zich aan moet houden 1