Dutch

Detailed Synonyms for zin in Dutch

zin:

zin [de ~ (m)] noun

  1. de zin
    de uitdrukking; de zin; de frase; de zegswijze; het gezegde
  2. de zin
    het doel; het nut; de zin
    • doel [het ~] noun
    • nut [het ~] noun
    • zin [de ~ (m)] noun
  3. de zin
    zin taalkundig; de zin
  4. de zin
    de waarde; de betekenis; het belang; de zin
  5. de zin
    de interesse; de belangstelling; de geboeidheid; de animo; de zin; de fascinatie
  6. de zin
    de eetlust; de zin; de lust; de trek
  7. de zin
    de geilheid; de opgewondenheid; de hitsigheid; de zin; de lust
  8. de zin
    zin om iets te eten; de zin; de trek
  9. de zin
    – wat bedoeld wordt 1
    de zin; de betekenis
    – wat bedoeld wordt 1
    • zin [de ~ (m)] noun
      • dit woord is in figuurlijke zin gebruikt1
    • betekenis [de ~ (v)] noun
      • ken je de betekenis van dit verkeersbord?1
  10. de zin
    – wat het oplevert 1
    de zin
    – wat het oplevert 1
    • zin [de ~ (m)] noun
      • ik begrijp de zin van die actie niet1
  11. de zin
    – reeks woorden die bij elkaar horen 1
    de zin
    – reeks woorden die bij elkaar horen 1
    • zin [de ~ (m)] noun
      • een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt1
  12. de zin
    – wat je verlangt dat er gebeurt 1
    de zin
    – wat je verlangt dat er gebeurt 1
    • zin [de ~ (m)] noun
      • jullie willen altijd je eigen zin doen1

Related Words for "zin":


Alternate Synonyms for "zin":


Related Definitions for "zin":

  1. wat bedoeld wordt1
    • dit woord is in figuurlijke zin gebruikt1
  2. wat het oplevert1
    • ik begrijp de zin van die actie niet1
  3. reeks woorden die bij elkaar horen1
    • een zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt1
  4. wat je verlangt dat er gebeurt1
    • jullie willen altijd je eigen zin doen1

zin form of zinnen:

zinnen [de ~] noun, plural

  1. de zinnen
    de zinnen; de volzinnen

zinnen verb (zin, zint, zon, zonnen, gezonnen)

  1. zinnen
    bedenken; plan beramen; verzinnen; beramen; zinnen
    • bedenken verb (bedenk, bedenkt, bedacht, bedachten, bedacht)
    • verzinnen verb (verzin, verzint, verzon, verzonnen, verzonnen)
    • beramen verb (beraam, beraamt, beraamde, beraamden, beraamd)
    • zinnen verb (zin, zint, zon, zonnen, gezonnen)

Conjugations for zinnen:

o.t.t.
  1. zin
  2. zint
  3. zint
  4. zinnen
  5. zinnen
  6. zinnen
o.v.t.
  1. zon
  2. zon
  3. zon
  4. zonnen
  5. zonnen
  6. zonnen
v.t.t.
  1. heb gezonnen
  2. hebt gezonnen
  3. heeft gezonnen
  4. hebben gezonnen
  5. hebben gezonnen
  6. hebben gezonnen
v.v.t.
  1. had gezonnen
  2. had gezonnen
  3. had gezonnen
  4. hadden gezonnen
  5. hadden gezonnen
  6. hadden gezonnen
o.t.t.t.
  1. zal zinnen
  2. zult zinnen
  3. zal zinnen
  4. zullen zinnen
  5. zullen zinnen
  6. zullen zinnen
o.v.t.t.
  1. zou zinnen
  2. zou zinnen
  3. zou zinnen
  4. zouden zinnen
  5. zouden zinnen
  6. zouden zinnen
diversen
  1. zin!
  2. zint!
  3. gezonnen
  4. zinnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "zinnen":


Related Synonyms for zin