Summary
Dutch
Detailed Translations for spelen from Dutch to Swedish
spelen:
-
spelen (doen alsof; toneelspelen; zich aanstellen)
-
spelen (performen; optreden)
Conjugations for spelen:
o.t.t.
- speel
- speelt
- speelt
- spelen
- spelen
- spelen
o.v.t.
- speelde
- speelde
- speelde
- speelden
- speelden
- speelden
v.t.t.
- heb gespeeld
- hebt gespeeld
- heeft gespeeld
- hebben gespeeld
- hebben gespeeld
- hebben gespeeld
v.v.t.
- had gespeeld
- had gespeeld
- had gespeeld
- hadden gespeeld
- hadden gespeeld
- hadden gespeeld
o.t.t.t.
- zal spelen
- zult spelen
- zal spelen
- zullen spelen
- zullen spelen
- zullen spelen
o.v.t.t.
- zou spelen
- zou spelen
- zou spelen
- zouden spelen
- zouden spelen
- zouden spelen
en verder
- ben gespeeld
- bent gespeeld
- is gespeeld
- zijn gespeeld
- zijn gespeeld
- zijn gespeeld
diversen
- speel!
- speelt!
- gespeeld
- spelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for spelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
föregiva | doen alsof; spelen; toneelspelen; zich aanstellen | huichelen |
låtsa | doen alsof; spelen; toneelspelen; zich aanstellen | omdoen |
uppträda | optreden; performen; spelen | acteren; gebeuren; opgevoerd worden; passeren; plaats hebben; plaatsvinden; toneelspelen; voordoen; voorvallen |
Related Words for "spelen":
Related Definitions for "spelen":
Wiktionary Translations for spelen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• spelen | → leka | ↔ play — act in a manner such that one has fun |
• spelen | → spela | ↔ play — produce music using a musical instrument (transitive sense), affecting a noun |
• spelen | → spela | ↔ play — produce music using a musical instrument (intransitive sense, not affecting a noun) |
• spelen | → spela | ↔ play — participate in (a sport or game) |
• spelen | → spela; spela upp | ↔ play — use a device to hear (a recording) |
• spelen | → bruka | ↔ jouer — Traductions à trier suivant le sens. |
• spelen | → presentera | ↔ présenter — Traductions à trier suivant le sens |
• spelen | → beskriva; leka; spela; uttrycka | ↔ représenter — présenter de nouveau. |
spel:
-
het spel
-
het spel (game)
Translation Matrix for spel:
Noun | Related Translations | Other Translations |
lek | spel | gedonderjaag; geravot; gestoei; marge; speelruimte; speling; stapel; stoeierij; stoeipartij |
spel | game; spel | Gambling; beurt; concours; matches; partij; partijtje; pot; potje; rondje; set; spelletje; strijd; wedstrijd; wedstrijdje |
Related Words for "spel":
Related Definitions for "spel":
Wiktionary Translations for spel:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• spel | → spel; lek | ↔ game — translations to be checked |
• spel | → spel; lek | ↔ game — to defeat the rules in order to obtain a result |
• spel | → spel; lek | ↔ play — playful activity |
• spel | → spill; spel; lek | ↔ Spiel — Tätigkeit ohne Zweck und aus Freude, Spaß an ihr selbst, unterhaltende Beschäftigung, Kurzweil, im Unterschied zur Arbeit, Freizeitbeschäftigung |
• spel | → lek; spel | ↔ jeu — Divertissement, activité ludique |