Summary
Dutch
Detailed Translations for modder from Dutch to Swedish
modder:
Translation Matrix for modder:
Noun | Related Translations | Other Translations |
dy | bagger; modder; prut; slib; slijk; slik | |
gyttja | bagger; modder; prut; slib; slijk; slik | |
lera | bagger; modder; prut; slib; slijk; slik | klei; leem |
slam | bagger; modder; prut; slib; slijk; slik | slem |
smuts | bagger; modder; prut; slib; slijk; slik | drek; prut; smurrie; viezigheden; zwijnerij |
sörja | bagger; modder; prut; slib; slijk; slik | mengvoer |
Verb | Related Translations | Other Translations |
sörja | bedroefd zijn; bedroeven; bewenen; in de rouw zijn; rouwen; treuren; verdriet hebben |
Related Words for "modder":
Wiktionary Translations for modder:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• modder | → gyttja; lera | ↔ mud — mixture of soil and water |
• modder | → sörja; gegga | ↔ Matsch — (umgangssprachlich) nasse Erde; dickflüssiger, breiiger Schmutz |
• modder | → gegga; sörja | ↔ Schlamm — mit Wasser vermischte Erde, Dreck, Schmutz, Morast |
• modder | → lera | ↔ boue — fange des rue et des chemins, formée d'un mélange plus ou moins consistant de terre, sable, matière organique et d'eau. |
modderen:
-
modderen
Conjugations for modderen:
o.t.t.
- modder
- moddert
- moddert
- modderen
- modderen
- modderen
o.v.t.
- modderde
- modderde
- modderde
- modderden
- modderden
- modderden
v.t.t.
- heb gemodderd
- hebt gemodderd
- heeft gemodderd
- hebben gemodderd
- hebben gemodderd
- hebben gemodderd
v.v.t.
- had gemodderd
- had gemodderd
- had gemodderd
- hadden gemodderd
- hadden gemodderd
- hadden gemodderd
o.t.t.t.
- zal modderen
- zult modderen
- zal modderen
- zullen modderen
- zullen modderen
- zullen modderen
o.v.t.t.
- zou modderen
- zou modderen
- zou modderen
- zouden modderen
- zouden modderen
- zouden modderen
diversen
- modder!
- moddert!
- gemodderd
- modderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for modderen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
fuska | modderen | afzetten; bedotten; fröbelen; haspelen; knutselen; prutsen; tillen; tot een warboel maken; verneuken; verprutsen; verwarren |
hafsa | modderen | |
kludda | modderen | |
plottra | modderen | fröbelen; keutelen; knutselen; prutsen |
slarva | modderen |
Related Words for "modderen":
Swedish
Detailed Translations for modder from Swedish to Dutch
modder: (*Using Word and Sentence Splitter)
- mod: moed; lef; durf; dapperheid; gewaagdheid; koenheid; onversaagdheid; kaalheid; kranigheid
- åder: ader; bloedader