Dutch

Detailed Translations for drop from Dutch to Swedish

drop:

drop [de ~ (m)] noun

  1. de drop (druppel)
    droppe

Translation Matrix for drop:

NounRelated TranslationsOther Translations
droppe drop; druppel borrel; dropping; kledder; kleine slok; klodder; kwak; lik; neut; slokje; staande receptie

Related Words for "drop":


Related Definitions for "drop":

  1. zwarte snoep die onder andere van zoet hout gemaakt is1
    • zij eet de hele dag drop1

Wiktionary Translations for drop:

drop
noun
  1. zwart gekleurd snoepgoed

Cross Translation:
FromToVia
drop duggregn drizzle — light rain
drop lakrits liquorice — confection

droppen:

droppen [het ~] noun

  1. het droppen
    spillning

droppen verb (drop, dropt, dropte, dropten, gedropt)

  1. droppen (ergens loslaten; afzetten)
    släppa av någonstans
  2. droppen (druppelen; afdruipen; sijpelen; )
    droppa; drypa
    • droppa verb (droppar, droppade, droppat)
    • drypa verb (dryper, dröp, drupit)
  3. droppen (druppels laten vallen; druipen; druppen; druppelen)
    stöka till; smutsa ner; röra till
    • stöka till verb (stökar till, stökade till, stökat till)
    • smutsa ner verb (smutsar ner, smutsade ner, smutsat ner)
    • röra till verb (rör till, rörde till, rört till)

Conjugations for droppen:

o.t.t.
  1. drop
  2. dropt
  3. dropt
  4. droppen
  5. droppen
  6. droppen
o.v.t.
  1. dropte
  2. dropte
  3. dropte
  4. dropten
  5. dropten
  6. dropten
v.t.t.
  1. heb gedropt
  2. hebt gedropt
  3. heeft gedropt
  4. hebben gedropt
  5. hebben gedropt
  6. hebben gedropt
v.v.t.
  1. had gedropt
  2. had gedropt
  3. had gedropt
  4. hadden gedropt
  5. hadden gedropt
  6. hadden gedropt
o.t.t.t.
  1. zal droppen
  2. zult droppen
  3. zal droppen
  4. zullen droppen
  5. zullen droppen
  6. zullen droppen
o.v.t.t.
  1. zou droppen
  2. zou droppen
  3. zou droppen
  4. zouden droppen
  5. zouden droppen
  6. zouden droppen
en verder
  1. ben gedropt
  2. bent gedropt
  3. is gedropt
  4. zijn gedropt
  5. zijn gedropt
  6. zijn gedropt
diversen
  1. drop!
  2. dropt!
  3. gedropt
  4. droppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for droppen:

NounRelated TranslationsOther Translations
spillning droppen
VerbRelated TranslationsOther Translations
droppa afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; sijpelen; uitdruppelen afdruipen; afdruppelen; dribbelen; dribbelen met de bal; in straaltjes afdruipen; sijpelen; uitdruipen; uitdruppelen; uitlekken; zich stil verwijderen
drypa afdruipen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; sijpelen; uitdruppelen afdruipen; dribbelen; dribbelen met de bal; zich stil verwijderen
röra till droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen bederven; stukmaken; verbroddelen; verklungelen; verknallen; verknoeien; verpesten; verzieken
släppa av någonstans afzetten; droppen; ergens loslaten
smutsa ner droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen afgeven; bevlekken; doorelkaar liggen; smetten; vlekken
stöka till droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen doorelkaar liggen; troep maken

Related Words for "droppen":


Related Definitions for "droppen":

  1. neerzetten en achterlaten1
    • kan ik mijn kinderen even bij je droppen?1
  2. uit een vliegtuig gooien1
    • de Amerikanen hebben voedsel gedropt in bezet gebied1



Swedish

Detailed Translations for drop from Swedish to Dutch

drypa:

drypa verb (dryper, dröp, drupit)

  1. drypa (rinna sakta; droppa; sippra)
    dribbelen met de bal; dribbelen
  2. drypa (tillra; droppa; sippra)
    afdruipen; zich stil verwijderen
  3. drypa (droppa)
    druppelen; afdruipen; sijpelen; droppen; druipen; druppen; druppels laten vallen; uitdruppelen
    • druppelen verb (druppel, druppelt, druppelde, druppelden, gedruppeld)
    • afdruipen verb (druip af, druipt af, droop af, dropen af, afgedropen)
    • sijpelen verb (sijpel, sijpelt, sijpelde, sijpelden, gesijpeld)
    • droppen verb (drop, dropt, dropte, dropten, gedropt)
    • druipen verb (druip, druipt, droop, dropen, gedropen)
    • druppen verb (drup, drupt, drupte, drupten, gedrupt)
    • uitdruppelen verb (druppel uit, druppelt uit, druppelde uit, druppelden uit, uitgedruppeld)

Conjugations for drypa:

presens
  1. dryper
  2. dryper
  3. dryper
  4. dryper
  5. dryper
  6. dryper
imperfekt
  1. dröp
  2. dröp
  3. dröp
  4. dröp
  5. dröp
  6. dröp
framtid 1
  1. kommer att drypa
  2. kommer att drypa
  3. kommer att drypa
  4. kommer att drypa
  5. kommer att drypa
  6. kommer att drypa
framtid 2
  1. skall drypa
  2. skall drypa
  3. skall drypa
  4. skall drypa
  5. skall drypa
  6. skall drypa
conditional
  1. skulle drypa
  2. skulle drypa
  3. skulle drypa
  4. skulle drypa
  5. skulle drypa
  6. skulle drypa
perfekt particip
  1. har drupit
  2. har drupit
  3. har drupit
  4. har drupit
  5. har drupit
  6. har drupit
imperfekt particip
  1. hade drupit
  2. hade drupit
  3. hade drupit
  4. hade drupit
  5. hade drupit
  6. hade drupit
blandad
  1. dryp!
  2. dryp!
  3. drupen
  4. drypande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

Translation Matrix for drypa:

NounRelated TranslationsOther Translations
afdruipen avloppstrumma
droppen spillning
uitdruppelen avloppstrumma
VerbRelated TranslationsOther Translations
afdruipen droppa; drypa; sippra; tillra droppa; läcka; rinna sakta; sippra; strila
dribbelen droppa; drypa; rinna sakta; sippra
dribbelen met de bal droppa; drypa; rinna sakta; sippra
droppen droppa; drypa röra till; släppa av någonstans; smutsa ner; stöka till
druipen droppa; drypa röra till; smutsa ner; stöka till
druppelen droppa; drypa röra till; smutsa ner; stöka till
druppels laten vallen droppa; drypa röra till; smutsa ner; stöka till
druppen droppa; drypa röra till; smutsa ner; stöka till
sijpelen droppa; drypa droppa; sippra
uitdruppelen droppa; drypa droppa; läcka; rinna sakta; sippra; strila
zich stil verwijderen droppa; drypa; sippra; tillra