Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. geslacht:
  2. slachten:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for geslacht from Dutch to Swedish

geslacht:

geslacht [het ~] noun

  1. het geslacht (sekse; genus; kunne)
    kön
  2. het geslacht (stamhuis; familie)
    dynasti

Translation Matrix for geslacht:

NounRelated TranslationsOther Translations
dynasti dynastie; familie; geslacht; stamhuis regerende familie; vorstenhuis
kön genus; geslacht; kunne; sekse geslachten; seksen
- familie

Synonyms for "geslacht":


Related Definitions for "geslacht":

  1. alle bloedverwanten samen: vader, moeder, etc.1
    • hij stamt uit een oud en voornaam geslacht1
  2. orgaan dat nodig is voor de voortplanting1
    • zijn geslacht kreeg ik niet te zien1
  3. mannelijke of vrouwelijke soort1
    • de koe is een dier van het vrouwelijke geslacht1

Wiktionary Translations for geslacht:

geslacht
noun
  1. geslachtsorganen
  2. (biologisch) genus
  3. grammaticaal geslacht
  4. afstammelingen van één persoon

Cross Translation:
FromToVia
geslacht genus gender — grammar: division of nouns and pronouns
geslacht kön gender — biological sex of persons or animals
geslacht genus; könsroll gender — socio-cultural phenomenon
geslacht släkte genus — rank in a taxonomic classification between family and species
geslacht kön sex — gender (female or male)
geslacht släkte GattungBiologie, Systematik: taxonomische Kategorie, die einander sehr nahestehende Arten zusammenfasst
geslacht sort genreensemble d’êtres, ou de choses, caractériser par un ou des traits communs.
geslacht kön sexe — biol|fr genre qui peut être masculin ou féminin.

geslacht form of slachten:

slachten verb (slacht, slachtte, slachtten, geslacht)

  1. slachten
    avliva; slakta; avslakta
    • avliva verb (avlivar, avlivade, avlivat)
    • slakta verb (slaktar, slaktade, slaktat)
    • avslakta verb (avslaktar, avslaktade, avslaktat)

Conjugations for slachten:

o.t.t.
  1. slacht
  2. slacht
  3. slacht
  4. slachten
  5. slachten
  6. slachten
o.v.t.
  1. slachtte
  2. slachtte
  3. slachtte
  4. slachtten
  5. slachtten
  6. slachtten
v.t.t.
  1. heb geslacht
  2. hebt geslacht
  3. heeft geslacht
  4. hebben geslacht
  5. hebben geslacht
  6. hebben geslacht
v.v.t.
  1. had geslacht
  2. had geslacht
  3. had geslacht
  4. hadden geslacht
  5. hadden geslacht
  6. hadden geslacht
o.t.t.t.
  1. zal slachten
  2. zult slachten
  3. zal slachten
  4. zullen slachten
  5. zullen slachten
  6. zullen slachten
o.v.t.t.
  1. zou slachten
  2. zou slachten
  3. zou slachten
  4. zouden slachten
  5. zouden slachten
  6. zouden slachten
en verder
  1. ben geslacht
  2. bent geslacht
  3. is geslacht
  4. zijn geslacht
  5. zijn geslacht
  6. zijn geslacht
diversen
  1. slacht!
  2. slachtt!
  3. geslacht
  4. slachtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for slachten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
avliva slachten
avslakta slachten
slakta slachten

Related Words for "slachten":


Wiktionary Translations for slachten:


Cross Translation:
FromToVia
slachten slakta; stycka butcher — To slaughter animals and prepare meat for market
slachten slakta butcher — to kill brutally
slachten slakta slaughter — To butcher animals, generally for food (also kosher and halal rituals)
slachten slakta abattre — Tuer un animal.
slachten slopa; besegra; avliva; avrätta; dräpa; förnedra; förödmjuka abattre — Traductions à trier suivant le sens

Related Translations for geslacht