Summary
Dutch to Swedish: more detail...
- aaneengesloten:
- aaneensluiten:
-
Wiktionary:
- aaneensluiten → trycka
Dutch
Detailed Translations for aaneengesloten from Dutch to Swedish
aaneengesloten:
-
aaneengesloten (een eenheid vormend; samenhangend; verbonden; verenigd)
-
aaneengesloten (aaneengeregen)
sammanlänkat; ihopkopplat; hopfogat; förbundet med varandra; hopfogad; ihopkopplad-
sammanlänkat adj
-
ihopkopplat adj
-
hopfogat adj
-
hopfogad adj
-
ihopkopplad adj
-
-
aaneengesloten (onophoudelijk; ononderbroken; voortdurend; continu; continue; doorlopend; aanhoudend; onafgebroken)
oavbrutet; oupphörlig; fortsättande; oupphörligt-
oavbrutet adj
-
oupphörlig adj
-
fortsättande adj
-
oupphörligt adj
-
-
aaneengesloten
olikfärgad-
olikfärgad adj
-
Translation Matrix for aaneengesloten:
aaneengesloten form of aaneensluiten:
-
aaneensluiten (klieken)
Conjugations for aaneensluiten:
o.t.t.
- sluit aaneen
- sluit aaneen
- sluit aaneen
- sluiten aaneen
- sluiten aaneen
- sluiten aaneen
o.v.t.
- sloot aaneen
- sloot aaneen
- sloot aaneen
- sloten aaneen
- sloten aaneen
- sloten aaneen
v.t.t.
- heb aaneengesloten
- hebt aaneengesloten
- heeft aaneengesloten
- hebben aaneengesloten
- hebben aaneengesloten
- hebben aaneengesloten
v.v.t.
- had aaneengesloten
- had aaneengesloten
- had aaneengesloten
- hadden aaneengesloten
- hadden aaneengesloten
- hadden aaneengesloten
o.t.t.t.
- zal aaneensluiten
- zult aaneensluiten
- zal aaneensluiten
- zullen aaneensluiten
- zullen aaneensluiten
- zullen aaneensluiten
o.v.t.t.
- zou aaneensluiten
- zou aaneensluiten
- zou aaneensluiten
- zouden aaneensluiten
- zouden aaneensluiten
- zouden aaneensluiten
diversen
- sluit aaneen!
- sluit aaneen!
- aaneengesloten
- aaneensluitende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aaneensluiten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
förena sig | aaneensluiten; klieken | |
sluta leden | aaneensluiten; klieken | |
sluta sig samman | aaneensluiten; klieken |
Wiktionary Translations for aaneensluiten:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• aaneensluiten | → trycka | ↔ serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général). |