Dutch
Detailed Translations for aanmerking maken from Dutch to Swedish
aanmerking maken:
aanmerking maken verb (maak aanmerking, maakt aanmerking, maakte aanmerking, maakten aanmerking, aanmerking gemaakt)
-
aanmerking maken
Conjugations for aanmerking maken:
o.t.t.
- maak aanmerking
- maakt aanmerking
- maakt aanmerking
- maken aanmerking
- maken aanmerking
- maken aanmerking
o.v.t.
- maakte aanmerking
- maakte aanmerking
- maakte aanmerking
- maakten aanmerking
- maakten aanmerking
- maakten aanmerking
v.t.t.
- heb aanmerking gemaakt
- hebt aanmerking gemaakt
- heeft aanmerking gemaakt
- hebben aanmerking gemaakt
- hebben aanmerking gemaakt
- hebben aanmerking gemaakt
v.v.t.
- had aanmerking gemaakt
- had aanmerking gemaakt
- had aanmerking gemaakt
- hadden aanmerking gemaakt
- hadden aanmerking gemaakt
- hadden aanmerking gemaakt
o.t.t.t.
- zal aanmerking maken
- zult aanmerking maken
- zal aanmerking maken
- zullen aanmerking maken
- zullen aanmerking maken
- zullen aanmerking maken
o.v.t.t.
- zou aanmerking maken
- zou aanmerking maken
- zou aanmerking maken
- zouden aanmerking maken
- zouden aanmerking maken
- zouden aanmerking maken
diversen
- maak aanmerking!
- maakt aanmerking!
- aanmerking gemaakt
- aanmerking merkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for aanmerking maken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
kommentera | aanmerking; bemerking; opmerking; rapport; reportage; verhaal; verslag; weergave | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
kommentera | aanmerking maken | annoteren; becommentariëren; bediscussiëren; bepraten; bespreken; commentaar geven; commentariëren; doorpraten; doorspreken; praten over; van commentaar voorzien |