Dutch
Detailed Translations for abstineren from Dutch to Swedish
abstineren:
Conjugations for abstineren:
o.t.t.
- abstineer
- abstineert
- abstineert
- abstineren
- abstineren
- abstineren
o.v.t.
- abstineerde
- abstineerde
- abstineerde
- abstineerden
- abstineerden
- abstineerden
v.t.t.
- ben geabstineerd
- bent geabstineerd
- is geabstineerd
- zijn geabstineerd
- zijn geabstineerd
- zijn geabstineerd
v.v.t.
- was geabstineerd
- was geabstineerd
- was geabstineerd
- waren geabstineerd
- waren geabstineerd
- waren geabstineerd
o.t.t.t.
- zal abstineren
- zult abstineren
- zal abstineren
- zullen abstineren
- zullen abstineren
- zullen abstineren
o.v.t.t.
- zou abstineren
- zou abstineren
- zou abstineren
- zouden abstineren
- zouden abstineren
- zouden abstineren
diversen
- abstineer!
- abstineert!
- geabstineerd
- abstinerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for abstineren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
avhålla sig | abstineren; afslaan; afwijzen; afwimpelen; bedanken; onthouden | onthouden; opnemen; opslaan |
avstå | abstineren; afslaan; afwijzen; afwimpelen; bedanken; onthouden | afstaan; onthouden; opnemen; opslaan; overgeven |
avstå från mat | abstineren; vasten | |
fast | abstineren; vasten | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
fast | degelijk; gelijkmatig; gestaag; hecht; solide; stevig |
External Machine Translations: