Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. afgesloofd:
  2. afsloven:


Dutch

Detailed Translations for afgesloofd from Dutch to Swedish

afgesloofd:

afgesloofd adj

  1. afgesloofd

Translation Matrix for afgesloofd:

NounRelated TranslationsOther Translations
utsliten slijten; verslijten
ModifierRelated TranslationsOther Translations
utsliten afgesloofd aan lager wal; afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; bekaf; doorgesleten; oud; verlopen; versleten; vervallen

Related Words for "afgesloofd":

  • afgesloofde

afsloven:

afsloven verb (sloof af, slooft af, sloofde af, sloofden af, afgesloofd)

  1. afsloven (zich afsloven; zwoegen; ploeteren; )
    slava; träla; arbeta som en slav; slita och släpa
    • slava verb (slavar, slavade, slavat)
    • träla verb (trälar, trälade, trälat)
    • arbeta som en slav verb (arbetar som en slav, arbetade som en slav, arbetat som en slav)
    • slita och släpa verb (sliter och släpa, slet och släpa, slitit och släpa)

Conjugations for afsloven:

o.t.t.
  1. sloof af
  2. slooft af
  3. slooft af
  4. sloven af
  5. sloven af
  6. sloven af
o.v.t.
  1. sloofde af
  2. sloofde af
  3. sloofde af
  4. sloofden af
  5. sloofden af
  6. sloofden af
v.t.t.
  1. heb afgesloofd
  2. hebt afgesloofd
  3. heeft afgesloofd
  4. hebben afgesloofd
  5. hebben afgesloofd
  6. hebben afgesloofd
v.v.t.
  1. had afgesloofd
  2. had afgesloofd
  3. had afgesloofd
  4. hadden afgesloofd
  5. hadden afgesloofd
  6. hadden afgesloofd
o.t.t.t.
  1. zal afsloven
  2. zult afsloven
  3. zal afsloven
  4. zullen afsloven
  5. zullen afsloven
  6. zullen afsloven
o.v.t.t.
  1. zou afsloven
  2. zou afsloven
  3. zou afsloven
  4. zouden afsloven
  5. zouden afsloven
  6. zouden afsloven
diversen
  1. sloof af!
  2. slooft af!
  3. afgesloofd
  4. afslovende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for afsloven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
arbeta som en slav afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen
slava afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen
slita och släpa afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen
träla afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen