Dutch
Detailed Translations for begoochelen from Dutch to Swedish
begoochelen:
-
begoochelen
Conjugations for begoochelen:
o.t.t.
- begoochel
- begoochelt
- begoochelt
- begoochelen
- begoochelen
- begoochelen
o.v.t.
- begoochelde
- begoochelde
- begoochelde
- begoochelden
- begoochelden
- begoochelden
v.t.t.
- ben begoocheld
- bent begoocheld
- is begoocheld
- zijn begoocheld
- zijn begoocheld
- zijn begoocheld
v.v.t.
- was begoocheld
- was begoocheld
- was begoocheld
- waren begoocheld
- waren begoocheld
- waren begoocheld
o.t.t.t.
- zal begoochelen
- zult begoochelen
- zal begoochelen
- zullen begoochelen
- zullen begoochelen
- zullen begoochelen
o.v.t.t.
- zou begoochelen
- zou begoochelen
- zou begoochelen
- zouden begoochelen
- zouden begoochelen
- zouden begoochelen
diversen
- begoochel!
- begoochelt!
- begoocheld
- begoochelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for begoochelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
förleda | begoochelen | aanlokken; dichtbijlokken; lokken; meelokken; misleiden; om de tuin leiden; op een dwaalspoor zetten; tevoorschijn lokken; verleiden; verlokken; voorspiegelen; voortlokken; weglokken |
leda på villovägar | begoochelen | |
vilseföra | begoochelen |