Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. beroering:


Dutch

Detailed Translations for beroering from Dutch to Swedish

beroering:

beroering [de ~ (v)] noun

  1. de beroering (onrust; roerigheid)
  2. de beroering (tumult; pandemonium; opschudding; )
    rabalder; tumult
  3. de beroering (onrust; agitatie; ongedurigheid; gewoel)
    stress; oro; orolighet; jäkt

Translation Matrix for beroering:

NounRelated TranslationsOther Translations
jäkt agitatie; beroering; gewoel; ongedurigheid; onrust gebrom; gemurmel; geroezemoes
oro agitatie; beroering; gewoel; ongedurigheid; onrust bekommernis; bezorgdheid; kommer; ongerustheid; ontsteltenissen; opschudding; opzien; sensatie; smarten; verontrusting; verwarring; zorg
orolighet agitatie; beroering; gewoel; ongedurigheid; onrust gejaagdheid; oproer; opstand; opstootje; rel; volksoproer; vuistgevecht
rabalder beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult deining; ophef; oproer; opstand; opstootje; rel; volksoproer; vuistgevecht
stress agitatie; beroering; gewoel; ongedurigheid; onrust emotionele spanning; gejaagdheid; gespannenheid; mentale spanning; spanning; stress
svårigheter beroering; onrust; roerigheid
tumult beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult deining; gedruis; herrie; kabaal; lawaai; leven; luidruchtigheid; ophef; oploop; oproer; opschudding; opstand; opstootje; opzien; rel; rumoer; sensatie; spektakel; stampei; tamtam; tumult; verwarring; volksoproer; vuistgevecht
OtherRelated TranslationsOther Translations
oro kwelling

Related Translations for beroering