Summary
Dutch to Swedish: more detail...
- bezigheden:
- bezigheid:
-
Wiktionary:
- bezigheid → sysselsättning
Dutch
Detailed Translations for bezigheden from Dutch to Swedish
bezigheden:
Translation Matrix for bezigheden:
Noun | Related Translations | Other Translations |
affärer | bezigheden | aangelegenheden; affaire; affaires; bedrijfsleven; commercie; handel; liaison; liefdesrelatie; relatie; verhouding; zaken |
Related Words for "bezigheden":
bezigheid:
-
de bezigheid
-
de bezigheid (hobby)
-
de bezigheid (activiteit; werkzaamheid; bedrijvigheid; arbeid)
-
de bezigheid (werk; arbeid; taak; werkzaamheid; vak; inspanning; ambacht)
Translation Matrix for bezigheid:
Noun | Related Translations | Other Translations |
aktivität | activiteit; arbeid; bedrijvigheid; bezigheid; werkzaamheid | |
arbete | activiteit; ambacht; arbeid; bedrijvigheid; bezigheid; inspanning; taak; vak; werk; werkzaamheid | ambt; arbeid; baan; baantje; beroep; dienstbetrekking; functie; job; karwei; positie; professie; vak; werk; werkgelegenheid; werkkring; werkplek |
ativitet | bezigheid | |
fritidssysselsättning | bezigheid; hobby | ontspanning; recreatie; verstrooiing; vrijetijdsbesteding |
hobby | bezigheid; hobby | liefhebberij |
jobb | ambacht; arbeid; bezigheid; inspanning; taak; vak; werk; werkzaamheid | aanstelling; aanvraag; ambt; arbeid; arbeidsplaats; baan; baantje; benoeming; beroep; betrekking; contract; dienstbetrekking; functie; installatie; job; karwei; karweitje; klusje; positie; professie; taak |
Related Words for "bezigheid":
Wiktionary Translations for bezigheid:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bezigheid | → sysselsättning | ↔ occupation — activity or task with which one occupies oneself |