Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. binnenmarcheren:


Dutch

Detailed Translations for binnenmarcheren from Dutch to Swedish

binnenmarcheren:

binnenmarcheren verb (marcheer binnen, marcheert binnen, marcheerde binnen, marcheerden binnen, binnengemarcheerd)

  1. binnenmarcheren (binnentrekken)
    inträda; tåga in; vandra in; marschera in
    • inträda verb (inträr, inträdde, inträtt)
    • tåga in verb (tågar in, tågade in, tågat in)
    • vandra in verb (vandrar in, vandrade in, vandrat in)
    • marschera in verb (marscherar in, marscherade in, marscherat in)

Conjugations for binnenmarcheren:

o.t.t.
  1. marcheer binnen
  2. marcheert binnen
  3. marcheert binnen
  4. marcheren binnen
  5. marcheren binnen
  6. marcheren binnen
o.v.t.
  1. marcheerde binnen
  2. marcheerde binnen
  3. marcheerde binnen
  4. marcheerden binnen
  5. marcheerden binnen
  6. marcheerden binnen
v.t.t.
  1. ben binnengemarcheerd
  2. bent binnengemarcheerd
  3. is binnengemarcheerd
  4. zijn binnengemarcheerd
  5. zijn binnengemarcheerd
  6. zijn binnengemarcheerd
v.v.t.
  1. was binnengemarcheerd
  2. was binnengemarcheerd
  3. was binnengemarcheerd
  4. waren binnengemarcheerd
  5. waren binnengemarcheerd
  6. waren binnengemarcheerd
o.t.t.t.
  1. zal binnenmarcheren
  2. zult binnenmarcheren
  3. zal binnenmarcheren
  4. zullen binnenmarcheren
  5. zullen binnenmarcheren
  6. zullen binnenmarcheren
o.v.t.t.
  1. zou binnenmarcheren
  2. zou binnenmarcheren
  3. zou binnenmarcheren
  4. zouden binnenmarcheren
  5. zouden binnenmarcheren
  6. zouden binnenmarcheren
diversen
  1. marcheer binnen!
  2. marcheert binnen!
  3. binnengemarcheerd
  4. binnenmarcherend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for binnenmarcheren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
inträda binnenmarcheren; binnentrekken inboeken
marschera in binnenmarcheren; binnentrekken
tåga in binnenmarcheren; binnentrekken
vandra in binnenmarcheren; binnentrekken