Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. dichtsnoeren:


Dutch

Detailed Translations for dichtsnoeren from Dutch to Swedish

dichtsnoeren:

dichtsnoeren verb

  1. dichtsnoeren (dichtgespen; toegespen)
    spänna
    • spänna verb (spänner, spände, spänt)
  2. dichtsnoeren (rijgen; dichtrijgen)
    svänga runt
    • svänga runt verb (svänger runt, svängde runt, svängt runt)

dichtsnoeren [znw.] noun

  1. dichtsnoeren (dichtgespen)

Translation Matrix for dichtsnoeren:

NounRelated TranslationsOther Translations
spänna på dichtgespen; dichtsnoeren
VerbRelated TranslationsOther Translations
spänna dichtgespen; dichtsnoeren; toegespen aangespen; gespen; opspannen; samenballen; schroeven; spannen; vastgespen
svänga runt dichtrijgen; dichtsnoeren; rijgen draaien; kolken; omzwaaien; omzwenken; ronddraaien